ECLI:NL:TGZCTG:2014:159 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2013.372
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2014:159 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-05-2014 |
Datum publicatie: | 07-05-2014 |
Zaaknummer(s): | C2013.372 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de verpleegkundige dat de medicatie aan klaagsters moeder niet volledig werd verstrekt. Daarnaast verwijt klaagster de verpleegkundige dat haar moeder een open doorligwond heeft ontwikkeld. Klaagster voelde zich niet serieus genomen in haar verzoek om zorg aan haar moeder. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2013.372 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., verpleegkundige, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. M.F. Marcusse, advocaat te Delft.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft bij klaagschrift van 21 oktober 2012, ingekomen op
22 oktober 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen C. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 juni 2013, onder nummer 2012-173d heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken met nummers C2013.371, C2013.373 en C2013.374 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 april 2014, waar is verschenen de verpleegkundige, bijgestaan door mr. Marcusse. Klaagster heeft het Centraal Tuchtcollege tijdig bericht dat zij niet ter terechtzitting zal verschijnen. Mr. Marcusse heeft de standpunten van de verpleegkundige ter terechtzitting nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Klaagsters moeder, mevrouw D., geboren op 21 juni 1928, werd na opname in het ziekenhuis vanwege flauwvallen, vanaf 21 juni 2012 opgenomen in het verzorgingstehuis E. te B. op om te knappen.
3. De klacht
Klaagster verwijt de verpleegkundige dat de medicatie aan klaagsters moeder niet volledig werd verstrekt. Klaagster geeft aan dat zij bij de medicatieverstrekking een keer aanwezig was. Daarnaast verwijt klaagster de verpleegkundige dat haar moeder een open doorligwond heeft ontwikkeld. Klaagster voelde zich niet serieus genomen in haar verzoek om zorg aan haar moeder.
4. Het standpunt van de verpleegkundige
De verpleegkundige was niet betrokken bij de medicatieverstrekking aan patiënten op de verdieping waar klaagsters moeder verbleef, derhalve ook niet aan klaagsters moeder.
Bij klaagsters moeder is tijdens haar verblijf in het verpleegtehuis geen open doorligwond geconstateerd. Klaagsters moeder was niet bedlegerig. Klaagster heeft een ander matras gevraagd voor haar moeder, te weten een luchtwisselmatras. De verpleegkundige heeft uitgelegd dat een dergelijk matras enkel bij het transferbureau kon worden aangevraagd, indien klaagsters moeder bedlegerig zou zijn. Klaagsters moeder lag op een anti-decubitus matras, voor een luchtwisselmatras bestond geen medische indicatie.
De verpleegkundige heeft klaagster meerdere malen gesproken naar aanleiding van zorgvragen en haar enkele malen gevraagd om in plaats van ’s-ochtends, op het moment dat de verpleegkundige bezig was met medicatieverstrekking, in de middag te bellen.
5. De beoordeling
Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij tekortgeschoten is in de medicatieverstrekking aan haar moeder en haar verzoek om een ander soort matras niet serieus heeft genomen. De verpleegkundige heeft toegelicht dat zij niet betrokken was bij de medicatieverstrekking aan klaagsters moeder en dat er geen medische indicatie bestond voor het door klaagster voor haar moeder gevraagde matras.
Het College heeft geen aanwijzingen dat de verpleegkundige klaagster niet serieus genomen heeft dan wel dat de verpleegkundige tekort is geschoten in de zorg ten opzichte van klaagsters moeder.
Van tu chtrechtelijk verwijtbaar handelen door de verpleegkundige is het College dan ook niet gebleken. Gezien het vorenstaande komt het College tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klaagster haar klacht (schriftelijk) herhaald en nader toegelicht.
4.2 De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. J.P. Fokker en
mr. A.R.O, Mooy, leden-juristen en drs. H.G.M. Mencke en W.J.B. Hauwert, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van
6 mei 2014. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.