ECLI:NL:TGZCTG:2014:157 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2013.336
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2014:157 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-05-2014 |
Datum publicatie: | 07-05-2014 |
Zaaknummer(s): | C2013.336 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verpleegkundige. Klager verwijt de thuiszorg-verpleegkundige dat zij niet de noodzakelijke en afgesproken zorg aan klager heeft verleend. De wond van klager is niet vakkundig verzorgd. Bij controle in het ziekenhuis bleek de wond te snel te zijn gesloten met daarbij een groot abces waarop direct weer opname in het ziekenhuis noodzakelijk was met nogmaals een operatie. Voorts waren er geen of te weinig zorgmiddelen aanwezig. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond en verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2013.337 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
I., verpleegkundige, werkzaam te B., verweerster beide instanties, gemachtigde: mr. I.P.C. Sindram, advocaat te Malden.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager – heeft bij brief van 19 december 2011, ingekomen op 27 december 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Gravenhage, tegen I. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 20 augustus 2013, onder kenmerk 2011-259e, heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak met nummer C2013.336 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 februari 2014, waar zijn verschenen klager, vergezeld van D., en E. (echtgenote van klager), en mr. Sindram namens de verpleegkundige. De verpleegkundige is niet verschenen. D. en mr. Sindram hebben de standpunten van partijen ter zitting nader toegelicht. Als getuige is gehoord E..
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
2.1 Klager, geboren op 20 juni 1970, is op vrijdag 22 september 2006 ontslagen uit het F.-Ziekenhuis te G., waar hij op 16 september 2006 was geopereerd (appendectomie na een geperforeerde appendicitis).
2.2 Na telefonisch contact op vrijdagmiddag 22 september 2006 tussen de liaison verpleegkundige van het ziekenhuis en een medewerkster van Thuiszorg B., voor welke organisatie verweerster werkzaam was, werd afgesproken dat Thuiszorg B. verpleegkundige thuiszorg aan klager zou verlenen. Het ging om de verzorging van de operatiewond.
2.3 De overeenkomst tussen klager en Thuiszorg B. is vastgelegd in de Zorgafspraak, onderdeel van het Zorgdossier. De Zorgafspraak vermeldt onder meer dat 3,9 uur per week verpleegkundige zorg zal worden verleend. Het Zorgdossier bevat verder onder meer twee zorgplannen: Zorgplan 1 van 28 september 2006 en Zorgplan 2 van 29 september 2006. Boven beide zorgplannen staat dat klager niet in staat is om de wond te verzorgen ten gevolge van tekort aan kennis en vaardigheid. Onder Acties staat in Zorgplan 1: “1 x dgs wond uitdouchen; aquacel in wond; eilandpleister”. In Zorgplan 2 staat onder Acties: “op ma-woe-vrijdag wond uitdouchen; aquacel in wond; eilandpleister”.
2.4 Vervolgens zijn verschillende medewerkers van Thuiszorg B. voor het verlenen van zorg bij klager thuis geweest. Verweerster heeft klager op 25 september 2006 zorg verleend.
2.5 Op zaterdag 30 september 2006 is er – conform Zorgplan 2 – geen zorg verleend. Op zondag 1 oktober 2006 heeft een verpleegkundige die dienst had bij “acute zorg” van Thuiszorg B., klager thuis bezocht, op diens herhaalde verzoek, omdat zijn wond vies was en stonk.
2.6 De medewerkster die klager op maandag 2 oktober 2006 bezocht, noteerde:
“Wond had erg gelekt van ’t weekend
Per vandaag weer dagelijks”.
2.7 Op dinsdag 3 oktober 2006 had klager een afspraak in het ziekenhuis voor controle. In het ziekenhuis werd vastgesteld dat er sprake was van een groot abces. De wond is die dag in het ziekenhuis open gemaakt, gedraineerd en gespoeld, waarna klager negen dagen in het ziekenhuis opgenomen is gebleven. Na zijn ontslag uit het ziekenhuis heeft klager een andere thuiszorgorganisatie ingeschakeld.
2.8 Het Zorgdossier van Thuiszorg B. is bij klager thuis achtergebleven.
2.9 Klager heeft Thuiszorg B. aansprakelijk gesteld voor schade wegens onzorgvuldige wondbehandeling. Er is een onderzoek ingesteld door “H.- Expertisebureau”. Klager heeft het Zorgdossier ter beschikking van het expertisebureau gesteld, toen hij vernam dat Thuiszorg B. er niet over beschikte.
3. De klacht
De klacht houdt - samengevat - in dat verweerster niet de noodzakelijke en afgesproken zorg aan klager heeft verleend. De wond van klager is niet vakkundig verzorgd. Bij controle in het ziekenhuis bleek de wond te snel te zijn gesloten met daarbij een groot abces waarop direct weer opname in het ziekenhuis noodzakelijk was met nogmaals een operatie. Voorts waren er geen of te weinig zorgmiddelen aanwezig.
4. Het standpunt van verweerster
Het verweer strekt tot afwijzing van de klacht. Zo nodig wordt op het verweer hieronder bij de beoordeling ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Volgens het Zorgdossier bestond de verpleegkundige zorg uit: “[…] wond uitdouchen, aquacel in wond en eilandpleister”, aanvankelijk één maal daags (Zorgplan 1) en ingaande 29 september 2006 op maandag, woensdag en vrijdag (Zorgplan 2). Zorgplan 1 is op 28 september aan het Zorgdossier toegevoegd.
5.2 Aan het dossier ontbreekt een schriftelijke instructie van het ziekenhuis aan Thuiszorg B. omtrent de aan klager te verlenen verpleegkundige zorg. Volgens verweerster is die instructie er wel geweest en is deze door haar bij klager thuis ingezien. Zij stelt dat deze inhield: “1x dgs wond uitdouchen, aquacel in wond en eilandpleister”. Ook een collega van verweerster heeft ter zitting verklaard dat zij deze instructie, met deze inhoud, van het ziekenhuis bij klager thuis heeft ingezien. Klager heeft dit niet betwist. Bij de beoordeling gaat het College er dan ook van uit dat deze instructie destijds aanwezig was en dat deze is opgenomen in Zorgplan 1.
5.3 Verweerster heeft klager bezocht op 25 september 2006. In de Rapportage in het Zorgdossier heeft zij in de kolom “Gewerkt volgens de afspraak” het “Ja”-vakje aangekruist. In haar verweer alsmede ter zitting heeft verweerster verklaard dat zij volgens de instructie van het ziekenhuis die zij bij klager heeft ingezien heeft gehandeld en de wond van klager zelf heeft gespoeld en conform instructie heeft verzorgd. Klager heeft weliswaar in het algemeen gesteld dat hij zich zelf douchte en de wond afdekte voordat er een verpleegkundige van Thuiszorg B. kwam en dat die dan volstond met - volgens hem ten onrechte - vast te stellen dat klager de wond zelf al had verzorgd, doch heeft de concrete verklaring van verweerster over haar handelen op 25 september 2006 niet betwist. Het staat dan ook niet vast dat verweerster toen niet de zorg conform afspraak heeft verleend, zodat dit klachtonderdeel faalt.
5.4 Dat er onvoldoende zorgmiddelen ter plaatse aanwezig waren is niet komen vast te staan. Volgens verweerster waren er ten tijde van haar bezoek zorgmiddelen aanwezig aangezien er zorgmiddelen door het ziekenhuis waren meegegeven. Bovendien staat in de Rapportage in het Zorgdossier bij 24 september 2006 staat dat klager bij zijn huisarts verbandspullen zou bestellen. Als het niet om verbandspullen maar om andere zaken zou gaan, zoals klager stelt, is onvoldoende duidelijk geworden welke noodzakelijke middelen er ontbraken. Klager spreekt van een katheter en spoelmiddelen, maar uit de zorgplannen, gebaseerd op de werkinstructie uit het ziekenhuis, blijkt niet dat deze middelen nodig waren. Ook dit klachtonderdeel faalt.
5.5 Gezien het vorenstaande komt het College tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 Mr. Sindram heeft namens de verpleegkundige gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 Kort samengevat, verschillen partijen in deze zaak van mening of de wond van klager wel naar behoren door de verpleegkundige is verzorgd (dat wil zeggen dat zij de wond op 25 september 2006 heeft uitgedoucht, aquagel in de wond heeft gedaan en de wond – tijdelijk – heeft afgesloten met een eilandpleister) of dat de verpleegkundige dit niet heeft gedaan.
4.4 De behandeling van de zaak in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, behoudens het navolgende waarin het College, ten overvloede, overwegingen wijdt aan de dossiervoering in dit geval.
4.5 De omstandigheid dat in deze tuchtprocedure niet kan worden vastgesteld dat, naar de klacht inhoudt, de verpleegkundige niet de zorg heeft verleend die van haar verwacht kon worden, acht het Centraal Tuchtcollege mede te wijten aan de wijze van dossiervoering (de Rapportage in het Zorgdossier van klager). Uit het zorgdossier van klager kan weliswaar worden opgemaakt dat de verpleegkundige de wondverzorging van klager volgens afspraak heeft verricht, maar zelfs naar de daarvoor in 2006 geldende normen, moet gezegd worden dat het enkele aankruisen van het “Ja”-vakje in de kolom “Gewerkt volgens de afspraak” een buitengewoon summiere vorm van verslaglegging is. Tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de gemachtigde van de verpleegkundige verklaard dat ten tijde van de behandeling van klager bij Thuiszorg B. sprake was van invoering van een nieuwe vorm van rapporteren waaraan de verpleegkundigen nog moesten wennen, maar een dergelijke omstandigheid ontslaat een verpleegkundige in beginsel niet van de op haar of hem rustende verplichting van behoorlijke verslaglegging.
4.6 In een geval zoals het onderhavige, waarin de wondverzorging door verschillende verpleegkundigen werd verricht, ligt het voor de hand dat de verpleegkundige in haar of zijn verslaglegging ook aandacht besteedt aan de beperkingen in de communicatie met de patiënt nu dit van invloed is of kan zijn op de wijze van wondverzorging. Ook op dit punt is de dossiervoering die ten aanzien van klager heeft plaatsgevonden te summier.
4.7 Het vorenstaande brengt met zich dat het beroep van klager dient te worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. J.P. Balkema en
mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en drs. H.G.M. Menke en
P. Nieuwenhuizen-Berkovits, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2014.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.