ECLI:NL:TGZCTG:2014:107 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.240
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2014:107 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-03-2014 |
Datum publicatie: | 20-03-2014 |
Zaaknummer(s): | c2013.240 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager heeft zich verstapt. Klager verwijt de huisarts dat hij door gebrekkig onderzoek de verkeerde diagnose heeft gesteld (enkeldistorsie met bandletsel in plaats van een hielbeen fractuur) waardoor is vertraging in de behandeling opgetreden en is de kans op complicaties vergroot. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2013.240 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. T.P. Boer, advocaat te Arnhem,
tegen
C., huisarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 22 oktober 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen de C. - hierna verweerder - een klacht ingediend. Bij beslissing van 7 mei 2013, onder nummer G2012/101, heeft dat College de klacht ongegrond verklaard en afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerder heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 12 februari 2014, waar zijn verschenen klager, vergezeld van een tolk, en bijgestaan door mr. T.P. de Boer voornoemd, en verweerder.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die als erkend dan wel enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist vaststaan.
Klager heeft zich op 11 mei 2011 bij de huisartsenpost gemeld nadat hij zich ernstig had verstapt. Verweerder concludeerde dat er sprake was van enkeldistorsie met bandletsel en heeft het letsel overeenkomstig behandeld. Op 21 mei 2011 werd in het E. Ziekenhuis de diagnose calcaneus(hielbeen)fractuur gesteld.
3. De klacht
Klager verwijt verweerder dat hij door gebrekkig onderzoek de verkeerde diagnose heeft gesteld waardoor delay in de behandeling is opgetreden en de kans op complicaties is vergroot.
4. Het verweer
Verweerder geeft aan dat de klachten niet duidelijk op een fractuur wezen en dat klager bij het onderzoek geen bijzondere klop- of asdrukpijn had. Omdat verweerder op basis van zijn anamnese, onderzoek en epidemiologie geen verdenking van een breuk had, was er geen aanleiding om op dat moment een röntgenfoto te laten maken en klager naar een chirurg door te verwijzen.
5. Beoordeling van de klacht
Verweerder heeft klager onderzocht en daarbij de diagnose calcaneusfractuur gemist. Het is de vraag of hem daar tuchtrechtelijk een verwijt van kan worden gemaakt. Gebleken is dat verweerder op gebruikelijke wijze onderzoek heeft gedaan en dat hij zich goed heeft laten beschrijven waardoor het letsel was ontstaan. Zijn bevindingen na het onderzoek kwamen overeen met hetgeen verweerder op basis van het verhaal van klager had verwacht. Nadien heeft verweerder geen bemoeienis meer gehad bij de behandeling van het letsel. Het College is van oordeel dat het zo uitzonderlijk is dat bij een verstapping een calcaneusfractuur optreedt, dat verweerder op basis van de anamnese niet had hoeven te vermoeden dat daarvan sprake was. Verweerder is bij zijn onderzoek niet onzorgvuldig of nalatig geweest.
De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Hieraan voegt het Centraal Tuchtcollege toe dat verweerder ter terechtzitting heeft beschreven welk onderzoek hij heeft uitgevoerd en dat is niet weersproken.
4.4 De voorgaande overwegingen leiden tot het oordeel dat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. A.R.O. Mooy en
mr. J.M.T. van den Hoeven-Oud, leden-juristen en dr. B.P.M. Schweitzer en
drs. M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2014.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.