ECLI:NL:TGZCTG:2014:103 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.105

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:103
Datum uitspraak: 13-03-2014
Datum publicatie: 13-03-2014
Zaaknummer(s): c2013.105
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de psychiater dat zij 1) door het verder vertellen van in vertrouwen verstrekte informatie het medisch beroepsgeheim heeft geschonden 2) door het volharden in het rapporteren van in vertrouwen verstrekte informatie, ondanks de daartegen gemaakte bezwaren, een arts onwaardig gedrag heeft vertoond 3) door het verstrekken van onjuiste en zelfs foutieve informatie als onafhankelijk medisch adviseur aan de rechtbank Zutphen het vertrouwen van de rechter en klager heeft geschaad. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2013.105 van:

A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: drs. K.P. Koers te Uelsen (Duitsland),

tegen

C., psychiater, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. J.C.C. Leemans, als jurist verbonden aan de stichting DAS rechtsbijstand te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft bij brief van 14 juli 2011, ingekomen op 1 augustus 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 11 december 2012, onder kenmerk 2011-151b heeft dat College de klacht in raadkamer als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

De psychiater heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak met nummer C2013.104 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

17 december 2013, waar zijn verschenen de gemachtigde (tevens vader) van klager, vergezeld van zijn echtgenote en de psychiater, bijgestaan door mr. Leemans. Alle verschenen personen hebben het woord gevoerd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

2.1 Klager, geboren 1978, is van 18 december 2007 tot 6 juni 2011 opgenomen geweest in E. (hierna te noemen: de inrichting) te D., nadat hem bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 30 november 2005 aanvankelijk TBS met voorwaarden, en vervolgens bij vonnis van de rechtbank te F. 13 oktober 2006 TBS met dwangverpleging is opgelegd.

2.2 De arts is vanaf 1 juli 2004 psychiater en van 1 januari 2008 tot 1 juni 2011 als zodanig aan de inrichting verbonden geweest. Ten tijde van het verblijf van klager aldaar was de arts hoofd risicomanagement en behandeling van de afdelingen G. en H.

H. is een van de afdelingen waar klager is behandeld tijdens zijn verblijf in de inrichting.

Ten tijde van het opstellen van het verlengingsadvies van 15 oktober 2009 was de arts behandelend psychiater en superviserend hoofd risicomanagement en behandeling van de afdeling I., alwaar klager toen verbleef.

2.3 Mede op basis van het verlengingsadvies van 15 oktober 2009 en de vordering van de officier van justitie is de aan klager opgelegde maatregel door de rechtbank bij vonnis van 11 december 2009 met twee jaar verlengd (tot 15 december 2011).

2.4. In december 2010 en februari 2011 hebben de ouders van klager (gemachtigde is de vader van klager) bij brief vragen gesteld over en bezwaar gemaakt tegen de inhoud van behandelplannen, wettelijke aantekeningen en de verlengingsadviezen.

Bij brief van 14 maart 2011 heeft de arts hierop uitvoerig gereageerd en onder meer bericht dat enkele (feitelijke) onjuistheden in de (komende) stukken zullen worden gecorrigeerd.

2.5. Bij brief van 30 mei 2011 heeft het hoofd van de inrichting tezamen met het opvolgende hoofd risicomanagement en behandeling, alsook de behandelend psychiater aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie desgevraagd een voorlopig verlengingsadvies van de aan klager opgelegde maatregel ondertekend en verzonden. Het opvolgende hoofd risicomanagement en behandeling heeft hierbij in een brief van dezelfde datum de eerder verstrekte informatie gecorrigeerd overeenkomstig de aankondiging bij brief van 14 maart 2011 aan de ouders.

2.6 De arts is op 1 juni 2011 van werkkring en werkgever veranderd.

3. De klacht

Klager verwijt de arts dat zij

1. door het verder vertellen van in vertrouwen verstrekte informatie het medisch beroepsgeheim heeft geschonden;

2. door het volharden in het rapporteren van in vertrouwen verstrekte informatie, ondanks de daartegen gemaakte bezwaren, een arts onwaardig gedrag heeft vertoond;

3. door het verstrekken van onjuiste en zelfs foutieve informatie als onafhankelijk medisch adviseur aan de rechtbank F. het vertrouwen van de rechter en klager heeft geschaad.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Op hetgeen hij als verweer heeft aangevoerd, zal – voor zover voor de beoordeling van belang – hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 In de eerste twee klachtonderdelen wordt de arts verweten dat zij door het verstrekken van de in vertrouwen verkregen informatie in het kader van een verlengingsadvies haar beroepsgeheim heeft geschonden (en aldus een arts onwaardig gedrag heeft vertoond). In artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek is – kort gezegd – het beroepsgeheim van de hulpverlener vastgelegd. Doorbreking van het beroepsgeheim is evenwel mogelijk indien, zoals uit artikel 7:457 lid 1 laatste volzin van het Burgerlijk Wetboek blijkt, daartoe een wettelijke verplichting bestaat. In het kader de verpleging van een ter beschikking gestelde is de inrichting - en voor deze het hoofd van de inrichting, en namens deze het behandelteam, waarvan de arts deel uitmaakt, -wettelijk verplicht periodiek te rapporteren aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie omtrent de vorderingen van de behandeling in brede zin, onder meer via de verlengingsadviezen. Voor wat betreft de verlengingsadviezen zijn van betekenis artikel 509o Wetboek van Strafvordering (WvSv) en artikel 46 Reglement verpleging ter beschikking gestelden. Dit betekent dat de arts in dit kader niet gehouden is aan het beroepsgeheim nu voor de arts tevens een wettelijke plicht bestaat voor het verstekken van behandelinformatie, op basis waarvan de officier van justitie moet kunnen beoordelen of een vordering tot verlenging van de TBS nodig is. De eerste twee klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

5.2 Het derde klachtonderdeel betreft het verstrekken van onjuiste en zelfs foutieve informatie. De ouders van klager hebben hierover veelvuldig gecorrespondeerd met de arts. Het College is van oordeel van de arts mocht vertrouwen op de juistheid van de eerdere dossierinformatie. Toen de ouders van klagers de arts hebben gewezen op onjuistheden in onder meer het verlengingsadvies, heeft de arts, zoals onweersproken blijkt uit de brief d.d. 14 maart 2012 van de arts aan de ouders van klager, de opmerkingen van de ouders van klager ten aanzien van (feitelijke) onjuistheden, dan wel te stellige formuleringen getoetst aan de dossierinformatie en is de arts ingegaan op de door de ouders gestelde vragen en opmerkingen. De arts heeft aangekondigd dat daar waar daadwerkelijk onjuistheden in de rapportages zaten correcties zouden worden aangebracht. Bij gebrek aan zulke evidentie heeft de arts het commentaar beargumenteerd weerlegd. In vervolg op de aankondiging van de arts is niet alleen het verlengingsadvies d.d. 30 mei 2011 aangepast, maar is ook een rectificatie bij brief van dezelfde datum door de opvolger van de arts aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie gestuurd.

5.3 Deze werkwijze ontmoet bij het College geen bedenkingen. Het is het College voorts niet gebleken dat de inhoud van de informatie aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie niet adequaat of niet te doen gebruikelijk zou zijn en/of overbodigheden zou bevatten. Het College begrijpt dat de door klagers ouders opgemerkte fouten voor klager van importantie zijn, maar zij heeft geen aanwijzingen dat deze effect hebben gehad op de conclusies van de verlengingsadviezen. Er kan dus niet worden gezegd dat het vertrouwen van de rechter en klager is geschaad, zoals klager betoogt, of de belangen van klager in het gedrang zijn gekomen en de arts dermate onzorgvuldig zou hebben gehandeld dat hiervoor een tuchtrechtelijk verwijt op zijn plaats is. Het derde klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

5.4 De slotsom is dat de klacht in al zijn onderdelen zonder nader onderzoek in raadkamer als kennelijk ongegrond wordt afgewezen.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Klager heeft tegen de vaststelling van deze feiten en/of omstandigheden bezwaar gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege zal met deze bezwaren, voor zover relevant, bij zijn beoordeling rekening houden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. G.P.M. van den Dungen en mr. M. Wigleven, leden juristen en drs. A.C.L. Allertz en prof. dr. P.P.G. Hodiamont, leden beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

Van 13 maart 2014. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.