ECLI:NL:TGZCTG:2014:1 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.177

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:1
Datum uitspraak: 07-01-2014
Datum publicatie: 07-01-2014
Zaaknummer(s): c2012.177
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de arts dat deze tegen de behandelafspraak in eenzijdig en zonder toestemming van klager tijdens de neusoperatie alleen de ademhalingsproblematiek heeft aangepakt en daarbij niet ook de neus heeft rechtgezet. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat voldoende is komen vast te staan dat de arts conform afspraak met klager tijdens de neusoperatie twee problemen heeft aangepakt en heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.177 van:

A., verblijvende te B., appellant, gemachtigde:

mr. J.A.P.F. Hoens,

tegen

C., KNO-arts, werkzaam te D., verweerder in hoger beroep,

gemachtigde: mr. O.L. Nunes.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna: klager - heeft op 19 januari 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te

`s-Gravenhage tegen C. - hierna: de KNO-arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 7 februari 2012 onder nummer 2010-075b heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De KNO-arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 november 2013, waar is verschenen de KNO-arts, bijgestaan door mr. O.L. Nunes. Klager is niet verschenen en heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. J.A.P.F. Hoens.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft, voor zover in hoger beroep van belang, aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Klager, geboren 11 maart 1982, is op grond van een TBS-maatregel opgenomen in een TBS-inrichting.

De arts is als KNO-arts verbonden aan het E., locatie F., te D.. In de periode 1998 tot 2008 was de arts als consulent verbonden aan het Penitentiair Ziekenhuis te G., thans H. (verder de noemen: H.).

Klager is van 13 februari 2007 tot 19 februari 2007 in het H. opgenomen. Op

15 februari 2007 heeft de arts klager in het H. aan zijn neus geopereerd. Zowel de ingreep zelf als het postoperatief beloop verliep ongestoord. Klager is op

19 februari 2007 in klinisch goede toestand teruggebracht naar de TBS-inrichting.

3. De klacht

Klager verwijt de arts dat deze tegen de behandelafspraak in eenzijdig en zonder toestemming van klager tijdens de neusoperatie alleen de ademhalingsproblematiek heeft aangepakt en daarbij niet ook de neus heeft rechtgezet.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de stellingen van klager gemotiveerd betwist. Voor zover van belang zal daarop in het onderstaande nader worden ingegaan.

5. De beoordeling

De arts heeft gesteld dat hij tijdens de operatie van 15 februari 2007 zowel een septum- als een neusdorsumcorrectie heeft uitgevoerd en daarmee aan het verzoek van klager om zowel de passageklachten als de stand van de neus operatief te behandelen gevolg heeft gegeven. Deze stelling vindt steun in het door de arts overgelegde medisch dossier. Hierin valt te lezen dat een correctie van de stand van het neustussenschot (septumcorrectie) is uitgevoerd om de passageklachten te verbeteren en de hump (bobbel) links op de rug van de neus is bijgeschaafd ter verbetering van de stand van de neus (dorsumcorrectie). Hiermee is voor het College voldoende komen vast te staan dat de arts conform afspraak met klager tijdens de neusoperatie twee problemen heeft aangepakt. Van eenzijdig en zonder toestemming van klager afwijken van een eerder vastgestelde behandelingsovereenkomst is dan ook geen sprake. De klacht dient dan ook als ongegrond te worden afgewezen.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klager afgewezen als zijnde ongegrond. In dit oordeel kan klager zich niet vinden. In hoger beroep heeft klager zijn klachten en toelichting daarop herhaald en aldus aan het Centraal Tuchtcollege opnieuw ter beoordeling voorgelegd.

4.2 De arts heeft hiertegen verweer gevoerd en geconcludeerd tot primair: niet-ontvankelijkheid, subsidiair: verwerping van het beroep.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat niet kan worden geoordeeld dat het beroepschrift niet voldoet aan de daarin ingevolge artikel 19, eerste lid onder c te stellen eisen, zodat klager ontvankelijk is in zijn beroep. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten noch tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. G.P.M. van den Dungen en mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en prof.dr. J.W.J. Lammers, leden-beroepsgenoten en mr. F.C. Burgers, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 7 januari 2014. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.