ECLI:NL:TGDKG:2014:99 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet686.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:99
Datum uitspraak: 03-06-2014
Datum publicatie: 13-06-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet686.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 juni 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 30 juli 2013 met zaaknummer 353.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 686.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 13 mei 2013, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 31 mei 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 30 juli 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 31 juli 2013.

-           Bij brief, ingekomen op 14 augustus 2013 en 9 december 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 april 2013 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 3 juni 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 8 april 2013 heeft de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna DUO) een dwangbevel ten laste van klaagster uitgevaardigd.

-           Op 12 april 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder het dwangbevel aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 18 april 2013 heeft de DUO aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de vordering kan worden verlaagd met een bedrag van € 72,36.

-           Bij brief van 25 april 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster mede-gedeeld dat er beslag roerende zaken gelegd zal worden indien de vordering niet binnen vijf dagen wordt voldaan.

-           Bij brief van 24 april 2013 heeft klaagster aan de gerechtsdeurwaarder mede-gedeeld dat zij diverse betalingen aan DUO heeft verricht. De gerechts-deurwaarder heeft bij brief van 7 mei 2013 aan klaagster medegedeeld dat zij contact met de DUO moest opnemen om het één en ander te verifiëren.

-           Op 27 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder, aan de hand van de klacht en de daarin genoemde betalingen, contact opgenomen met de DUO.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er over dat het optreden van de gerechtsdeurwaarder onnodig intimiderend was.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is om de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten als hierom wordt verzocht. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ontvangt en er geen uitsluiting van bevoegdheid is, is daarmee automatisch de verplichting ontstaan tot het verrichten van de ambts-handeling. Gelet op het vorenstaande is het niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm dat de gerechtsdeurwaarder tot betekening van het dwangbevel is overgegaan. Van onnodig intimiderend optreden van de gerechtsdeurwaarder blijkt niets en klaagster heeft ook niet gesteld waaruit de intimidatie van de gerechtsdeurwaarder dan zou hebben bestaan.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte is ingeschakeld, omdat er geen sprake van wanbetaling zou zijn. Ook zouden er verkeerde bedragen in het dwangbevel worden genoemd waardoor het uitgevaardigde dwangbevel intimiderend is.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.