ECLI:NL:TGDKG:2014:91 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW635.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:91
Datum uitspraak: 13-05-2014
Datum publicatie: 11-06-2014
Zaaknummer(s): GDW635.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Tenuitvoerlegging van een dwangbevel. Diverse klachtonderdelen die allemaal ongegrond worden verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 13 mei 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechts-deurwaarderswet inzake de klacht met nummer 635.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 26 juli 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij verweerschrift, ingekomen op 15 augustus 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Klager heeft schriftelijk een reactie op het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder aan de Kamer doen toekomen en medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 april 2014 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 13 mei 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Op 7 juni 2013 heeft de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna DUO) een dwangbevel ten laste van klager uitgevaardigd.

b)      Op 19 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder het dwangbevel aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

c)      Bij brief van 25 juni 2013 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij in verzet wenst te gaan tegen het ten laste van hem uitgevaardigde dwangbevel. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 27 juni 2013 aan klager medegedeeld dat hij zijn verzet dient te richten aan de rechtbank [     ]. In deze brief heeft de gerechtsdeurwaarder per abuis een verkeerd bedrag vermeld.

d)     Bij e-mail van 30 juni 2013 heeft klager zijn bezwaren aan de gerechtsdeurwaarder kenbaar gemaakt.

e)      Bij brief van 19 juli 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager medegedeeld dat de incassokosten op grond van het Btag zijn vastgesteld.

f)       Bij e-mail van 21 juli 2013 heeft klager een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 22 juli 2013 de ontvangst bevestigd en aangekondigd binnen 14 dagen met een inhoudelijke reactie te komen. Bij brief van 1 augustus 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht van klager gereageerd.

g)      Op 30 juni 2013 klager bij de kantonrecht verzet aangetekend tegen het dwangbevel.

h)      Bij beschikking van 2 augustus 2013 heeft de kantonrechter klager in de gelegenheid gesteld om de procedure voort te zetten volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 6 augustus 2013 aan klager medegedeeld dat hij de tenuitvoerlegging van het dwangbevel tot 11 september 2013 zal opschorten.

i)        Op 21 maart 2014 heeft klager het totaal verschuldigde op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder voldaan.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder onmogelijke termijnen stelt om tot betaling over te gaan;

b: hij volgens het dwangbevel niet in bezwaar kon gaan;

c: de gerechtsdeurwaarder incassokosten heeft berekend over zowel de hoofdsom als de rente;

d: de gerechtsdeurwaarder ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht voor de adresverificatie;

e: de gerechtsdeurwaarder teveel explootkosten in rekening heeft gebracht;

f: de gerechtsdeurwaarder de vordering heeft verhoogd zonder dat hiervoor een dwangbevel is uitgegeven of een ander soort van rechtvaardiging is verstrekt;

g: de gerechtsdeurwaarder, gelet op klachtonderdeel f, oneigenlijke druk heeft uitgeoefend;

h: de gerechtsdeurwaarder de bij hem ingediende klacht niet naar behoren heeft behandeld;

i: de gerechtsdeurwaarder niet binnen een redelijke termijn op de bij hem ingediende klacht heeft gereageerd;

j: de gerechtsdeurwaarder ten onrechte heeft gesteld dat de incassokosten volgens het Btag zijn berekend;

k: de gerechtsdeurwaarder telefonisch informatie geeft aan een ieder die over de naam en het dossiernummer beschikt;

l: de medewerkers van de gerechtsdeurwaarder onvoldoende zijn getraind voor het verrichten van de aan hen opgedragen werkzaamheden;

m: een medewerker van de gerechtsdeurwaarder haar achternaam niet aan hem wilde mededelen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klachtonderdelen e, f, h, i, j en m erkend. De overige klachtonderdelen heeft de gerechtsdeurwaarder gemotiveerd weersproken.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tucht-rechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. De klachten betreffen gedragingen van één van de medewerkers van het kantoor waarvoor gerechtsdeurwaarder [     ] verantwoordelijk is. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechts-deurwaarderswet.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de Kamer dat de door de gerechtsdeurwaarder gehanteerde beveltermijn van twee dagen bij de betekening van het dwangbevel een wettelijke termijn is. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan dan ook geen sprake zijn.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarder niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de wettelijke mogelijkheden om in bezwaar te gaan tegen een door de DUO uitgevaardigd dwangbevel.  

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de Kamer dat klager zich op het standpunt stelt dat de gerechtsdeurwaarder incassokosten over zowel de hoofdsom als de rente heeft berekend terwijl dat volgens de Wet Incasso Kosten (WIK) niet zou zijn toegestaan. In het onderhavige geval is klager betaling verschuldigd op grond van de WSF2000 en is de WIK niet van toepassing. De gerechtsdeurwaarder heeft derhalve niet in strijd met de WIK gehandeld.

4.5 Met betrekking tot klachtonderdeel d overweegt de Kamer dat het door de gerechtsdeurwaarder gehanteerde uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna GBA) bij de betekening van een dwangbevel niet ouder dan 14 dagen mag zijn. Nu de gerechtsdeurwaarder niet kon nagaan op welke datum DUO haar laatste GBA-check had verricht was de gerechtsdeurwaarder gehouden om de adresgegevens van klager te controleren alvorens tot betekening van het dwangbevel over te gaan. Deze kosten zijn dan ook niet ten onrechte gemaakt.

4.6 Met betrekking tot klachtonderdeel e overweegt de Kamer dat de gerechts-deurwaarder heeft erkend dat er in de opgave van de BTW berekening een fout in de afronding is gemaakt. Overigens heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting verklaard dat hij de foutieve cent (€ 0,01) nimmer aan klager heeft doorbelast, omdat bij het boeken altijd het bedrag uit de kostenverklaring en niet het bedrag uit de BTW berekening wordt gehanteerd. De Kamer ziet geen aanleiding om het verweer van de gerechtsdeurwaarder in twijfel te trekken. Nu klager door deze geringe fout niet is geschaad, kan niet geoordeeld worden dat de gerechtsdeurwaarder op dit punt tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.7 Met betrekking tot klachtonderdeel f overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de brief van 27 juni 2013 een verkeerd bedrag vermeldde. De gerechtsdeurwaarder heeft medegedeeld dat het geen systeemfout maar een persoonlijke fout van één van zijn medewerkers betrof. Nu het foutieve bedrag nimmer als zodanig in het dossier ten laste van klager geboekt is geweest, de gerechtsdeurwaarder maatregelen heeft getroffen om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen en de gerechtsdeurwaarder zijn excuses aan klager heeft aangeboden acht de Kamer geen grond om de gerechtsdeurwaarder een maatregel op te leggen.

4.8 Met betrekking tot klachtonderdeel g overweegt de Kamer dat uit de overgelegde producties niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder de intentie had om het in de brief van 27 juni 2013 vermelde bedrag daadwerkelijk bij klager in rekening te brengen. In rechtsoverweging 4.7 van deze beschikking is geoordeeld dat het om een persoonlijke fout van één van de medewerkers van de gerechtsdeurwaarder ging. Het is weliswaar begrijpelijk dat bij klager verwarring is ontstaan omtrent de hoogte van het verschuldigde bedrag doch dit brengt niet met zich mee dat de gerechtsdeurwaarder oneigenlijke druk heeft uitgeoefend. Dit is des te meer het geval nu klager ten tijde van het versturen van de onderhavige brief een bedrag aan DUO verschuldigd was.

4.9 Met betrekking tot de klachtonderdelen h, i en j overweegt de Kamer dat klager terecht klaagt over de behandeling van zijn e-mail van 30 juni 2013. De gerechtsdeurwaarder heeft aan de Kamer medegedeeld dat door een opeenstapeling van verkeerde handelingen en beslissingen binnen het DUO-behandelteam de e-mail van klager ten onrechte niet als klacht is opgepikt, de beantwoording te lang op zich heeft laten wachten en een medewerker van de gerechtsdeurwaarder ten onrechte heeft voorgesteld dat de incassokosten onderdeel van het Btag zijn. Nu de opeenvolging van persoonlijke fouten van één van de medewerkers van de gerechtsdeurwaarder geen nadelige gevolgen voor klager heeft gehad, de gerechtsdeurwaarder maatregelen heeft genomen om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen en de gerechtsdeurwaarder zijn excuses aan klager heeft aangeboden acht de Kamer onvoldoende sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen, op grond waarvan een maatregel op zijn plaats zou zijn.  

4.10 Met betrekking tot klachtonderdeel k overweegt de Kamer dat de enkele niet nader door klager onderbouwde stelling dat de gerechtsdeurwaarder aan een ieder die over de naam en het dossiernummer beschikt informatie verschaft onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te kunnen stellen.

4.11 Met betrekking tot klachtonderdeel l overweegt de Kamer dat dit klachtonderdeel onvoldoende is onderbouwd. Het enkele feit dat één van de medewerkers van de gerechtsdeurwaarder in het onderhavige geval meerdere opeenvolgende fouten heeft gemaakt brengt niet zonder meer mee dat de rest van de medewerkers onvoldoende getraind zou zijn voor het verrichten van de aan hen opgedragen werkzaamheden.

4.12 Met betrekking tot klachtonderdeel m overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft erkend dat zijn medewerkers hun achternaam niet aan debiteuren kenbaar hoeven te maken om zo hun veiligheid te waarborgen. De Kamer is van oordeel dat in dit geval de veiligheid van de medewerkers van de gerechtsdeurwaarder zwaarder weegt dan het belang van klager om een achternaam van een medewerker te weten te komen. Dit is des te meer het geval nu klager niet in zijn belang is geschaad door slechts de beschikking te hebben over een voornaam van de desbetreffende medewerker.

4.13 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. A. Sissing en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 mei 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.