ECLI:NL:TGDKG:2014:9 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet265.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:9
Datum uitspraak: 07-01-2014
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet265.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer verenigt zich met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 26 maart 2013 met zaaknummer 1007.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 265.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

1) [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

2) [     ],

toegevoegd-kandidaat gerechtsdeurwaarder [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 18 december 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

Op 8  januari 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 26 maart 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 27 maart 2013.

Bij brief van 31 maart 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 18 oktober 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders aanvullende stukken overgelegd.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 november 2013 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder sub 1 is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 januari 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarders zijn belast met de incasso van meerdere vorderingen ten laste van klager. Op 6 januari 2010 en 4 februari 2010 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 een viertal dwangbevelen aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Bij brief van 14 april 2010 hebben de gerechtsdeurwaarders aan klager medegedeeld dat er tot beslaglegging zal worden overgegaan indien hij niet vrijwillig tot betaling overgaat. Op 17 mei 2010 hebben de gerechtsdeurwaarders gegevens bij de Gemeentelijke Basisadministratie opgevraagd ter voorbereiding van een beslaglegging op de roerende zaken van klager. Bij brief van 2 juni 2010 heeft klager de gerechtsdeurwaarders verzocht om een betalingsregeling. Op 14 juni 2010 hebben de gerechtsdeurwaarders aan klager medegedeeld dat er akkoord wordt gegaan met een betalingsregeling. Bij brief van 5 december 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders aan klager medegedeeld dat de overeengekomen betalingsregeling niet correct werd nagekomen. De gerechtsdeurwaarders hebben onder meer kosten in rekening gebracht voor onderzoek omtrent de mogelijkheid van verhaal onder een UWV-polis ten laste van klager. Bij brief van 12 oktober 2012 heeft klager een klacht bij de gerechtsdeurwaarder neergelegd. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft bij brief van 30 november 2012 op dit schrijven gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders onzorgvuldig zijn geweest, onjuiste informatie hebben verschaft, niet te billijken kosten voor onderzoek in rekening hebben gebracht en gerechtsdeurwaarder sub 2 in het exploot van 4 februari 2010 teveel incassokosten in rekening heeft gebracht.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat uit de door partijen overgelegde producties niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarders in het onderhavige geval onzorgvuldig zijn geweest dan wel onjuiste informatie aan klager hebben verstrekt. Daarnaast zijn de door de gerechtsdeurwaarders in rekening gebrachte (incasso)kosten conform de daarvoor geldende regelingen berekend. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders hebben toegegeven dat de incassokosten als vermeld in het exploot van 4 februari 2010 onjuist zijn. Dat het een per abuis verkeerde handmatige optelling betreft, doet niet af aan het feit dat het aan formele ambtshandeling betreft waarbij verwijtbaar onzorgvuldig en laakbaar is gehandeld. Eerst in de klachtprocedure wordt dit toegegeven terwijl dit al vanaf het begin duidelijk moet zijn geweest. Bovendien is klager niet op de hoogte gebracht van de teveel berekende incassokosten.

6.2 Dat er na het overeenkomen van een betalingsregeling geen kosten meer in rekening zijn gebracht is ook onjuist. Die regeling is getroffen op 14 juni 2010 terwijl er op 13 december 2011 nog een info UWV polis in rekening is gebracht. Het moge zo zijn dat die kosten kunnen worden gelegitimeerd maar dat strookt niet met de stellige bewering van de gerechtsdeurwaarders bij brief van 30 november 2012 dat na het overeenkomen van de betalingsregeling geen kosten meer in rekening zijn gebracht.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het door klager ingestelde verzet kan niet slagen. Dat klager niet op de hoogte is gebracht van de teveel berekende incassokosten staat niet in de inleidende klacht vermeld en kan niet voor het eerst in verzet naar voren worden gebracht. Anders dan klager stelt is hier geen sprake van verwijtbaar onzorgvuldig en laakbaar handelen maar naar het oordeel van de Kamer van een vergissing waarvoor geldt dat niet elke fout of vergissing zonder meer leidt tot het oordeel dat tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld.

7.2 Dit laatste geldt ook voor het feit dat na de brief van 30 november 2012 nog is gebleken dat er op 13 december 2011 een bedrag van € 5,65 aan informatiekosten in rekening is gebracht. In de inleidende klacht heeft de gerechtsdeurwaarder op dit punt een genoegzame verklaring gegeven.

7.3 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer dan ook geen nieuw licht op de zaak. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.