ECLI:NL:TGDKG:2014:84 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW538.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:84
Datum uitspraak: 29-04-2014
Datum publicatie: 11-06-2014
Zaaknummer(s): GDW538.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie: Afschrift laten van een (dagvaardings) exploot. Is er wel of niet een exploot gelaten aan het kantoor van de gemachtigde van klagers. Uitgangspunt is dat een gerechtsdeurwaardersexploot op grond van artikel 157 lid 1 Rv tegen een ieder dwingend bewijs oplevert van hetgeen de gerechtsdeurwaarder daarin binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard, zulks behoudens (artikel 151 lid 2 Rv) tegenbewijs. De mededeling in de dagvaarding, dat de gerechtsdeurwaarder een afschrift van het origineel heeft gelaten aan de in het exploot genoemde persoon, wordt door de gerechtsdeurwaarder gedaan binnen de kring van zijn bevoegdheid en heeft daarom dwingende bewijskracht. Op grond van in de beslissing vermelde feiten en omstandigheden is de Kamer echter van oordeel dat klagers de als voorshands vaststaand aan te nemen stelling van de gerechtsdeurwaarder dat een afschrift is gelaten, voldoende hebben ontzenuwd. Daarbij is in het bijzonder betekenis gehecht aan het feit dat de gemachtigde van klagers beschikt over een speciale afdeling voor het voeren van de roladministratie en het in ontvangst nemen van exploten en dat, blijkens de verklaring van een medewerker, dadelijk na het in ontvangst nemen van afschriften is gecontroleerd in welke zaken was geappelleerd. Voorts is (ook) betekenis toegekend aan het feit dat gerechtsdeurwaarde sub 2 tegen de gedetailleerde schriftelijke verklaring van een medewerker van de gemachtigde van klagers niets meer heeft ingebracht dan dat hij aan de afgifte van de afschriften in de zaak geen herinneringen meer heeft. Klacht gegrond verklaard, maatregel van berisping met aanzegging opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 april 2014 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 538.2013 ingesteld door:

1) [     ],

gevestigd te [     ],

2) [     ],

gevestigd te [     ],

klagers,

gemachtigde: [     ].

tegen:

1)[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

2) [     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 5 juli 2013, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 5 augustus 2013, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 maart 2014 alwaar partijen met hun gemachtigden zijn verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 29 april 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 1 mei 2013 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 een tiental afschriften van verschillende appeldagvaardingen achtergelaten op het adres van de gemachtigde van klagers.

-           De gemachtigde van klagers heeft zich in vier van de vijf zaken als advocaat gesteld.

-           Op 21 mei 2013 is de roladministratie van het kantoor van de gemachtigde van klagers gebeld door de griffie van het gerechtshof [     ] (hierna het hof) met de mededeling dat naast de vier zaken, waarin de gemachtigde zich als advocaat had gesteld, ook een vijfde samenhangende zaak heeft gediend. Het hof wilde verifiëren of het juist was dat de gemachtigde zich in de vijfde zaak niet als advocaat had gesteld. De gemachtigde heeft hierop medegedeeld dat dit inderdaad juist was, omdat er in die vijfde zaak geen appeldagvaarding zou zijn betekend. Dit laatste is door de gerechtsdeurwaarders uitdrukkelijk ontkend.

-           Het hof heeft in één van de vijf zaken op 21 mei 2013 verstek verleend ten laste van klagers.

-           Bij fax van 24 mei 2013 heeft de gemachtigde van klagers aan de gerechtsdeurwaarders verzocht om opheldering te verschaffen en toe te lichten hoe het mogelijk is dat bij het hof een appel heeft gediend in een zaak terwijl daarin geen appeldagvaarding is betekend.

-           Partijen hebben nadien veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd.

-           Bij exploot van 31 mei 2013 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 klagers opgeroepen om op 2 juli 2013 (alsnog) te verschijnen op de zitting van het Gerechtshof [     ].

2. De klacht

Klagers beklagen zich er in hoofdzaak over dat gerechtsdeurwaarder sub 2 op 1 mei 2013 buiten het kantoor van hun gemachtigde het origineel van een exploot heeft ingevuld, dat hij niet had gelaten aan dat kantoor. In dat exploot staan verklaringen die in strijd met de waarheid zijn, namelijk dat op 1 mei 2013 in de zaak [     ]./ [     ] en [     ] een appeldagvaarding is uitgebracht aan het kantoor van de gemachtigde van klagers. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft, nadat hij was gewezen op het feit dat geen appeldagvaarding was uitgebracht, in het exploot van 31 mei 2013 verklaard dat op 1 mei 2013 wel een appeldagvaarding in de zaak van [     ] c.s. tegen [     ] is uitgebracht. Beide gerechtsdeurwaarders hebben geweigerd om deze onjuiste verklaringen te corrigeren door middel van herstelexploten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Een deurwaardersexploot levert op grond van artikel 157 lid 1 Rv tegen een ieder dwingend bewijs op van hetgeen de deurwaarder daarin binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard, zulks behoudens (artikel 151 lid 2 Rv) tegenbewijs. De mededeling in de dagvaarding, dat de deurwaarder een afschrift van het origineel heeft gelaten aan de in het exploot genoemde persoon, wordt door de deurwaarder gedaan binnen de kring van zijn bevoegdheid en heeft daarom dwingende bewijskracht. De stelling van gerechtsdeurwaarder sub 2, dat hij in alle vijf zaken op het kantoor van de advocaat van klagers een afschrift heeft achtergelaten van het origineel, is derhalve voorshands als vaststaand aan te nemen. Bij beantwoording van de vraag of klagers dit feit voldoende hebben ontzenuwd, neemt de Kamer het volgende in aanmerking:

a.         ter zitting is komen vast te staan dat gerechtsdeurwaarder sub 2 een tiental afschriften van appeldagvaardingen heeft gelaten aan [     ], werkzaam ten kantore van de gemachtigde van klagers, en dat eerst nadien de originelen zijn opgemaakt;

b.         [     ] heeft blijkens zijn door klagers in het geding gebrachte schriftelijke verklaring d.d. 28 mei 2013 het volgende verklaard:

(…)

2.         Ik ben sinds 1989 in dienst bij [     ] N.V. Ik ben werkzaam bij de [     ]. De [     ] bestaat uit vijf medewerkers en is onder andere verantwoordelijk voor de roladministratie van alle civiele zaken waarbij advocaten van de [     ] betrokken zijn.

3.         Als zich bij ons kantoor een deurwaarder meldt om stukken te betekenen, wordt er door de receptie altijd een medewerker van de [     ]gebeld om die stukken in ontvangst te nemen.

4.         Op woensdag 1 mei 2013 werd ik omstreeks 16.30 uur door de receptie gebeld dat er een deurwaarder beneden bij de balie stond om stukken te betekenen. Ik ben daarop direct naar beneden gegaan. De deurwaarder heeft in mijn aanwezigheid op tien afschriften van een exploot mijn naam ingevuld en deze tien afschriften vervolgens aan mij overhandigd. Hij heeft geen andere exploten achtergelaten.

5.         Nadat de deurwaarder was vertrokken en ik weer boven op mijn afdeling was, heb ik samen met mijn kantoorgenoot [     ]geconstateerd dat de deurwaarder in vier zaken een appeldagvaarding heeft betekend. In drie zaken heb ik twee afschriften van de appeldagvaarding ontvangen, en in één zaak vier afschriften.

6.         De zaken waarin ik twee afschriften heb ontvangen, betreffen de zaken tussen:

            -           [     ] als appellant en (…) [     ] (…) als geïntimeerden;

            -           (…) [     ](…) en [     ] als appellanten en [     ] (…) als    geïntimeerden; en

            -           (…) [     ]en [     ] als appellanten en [     ] (…) als geïntimeerden.

7.         De zaak waarin ik vier afschriften van de appeldagvaarding heb ontvangen, betreft de zaak tussen (…) [     ], (…) en [     ] als appellanten en (…) [     ] (..) als geïntimeerden.

Aldus naar waarheid verklaard en ondertekend:

(…)

c.         gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak verklaard dat hij, vanwege de inmiddels verstreken tijd, geen concrete herinneringen heeft aan de afgifte van afschriften van het appelexploot in de zaak [     ] c.s. op 1 mei 2013 aan [     ];

d.         de gemachtigde van klagers heeft in deze procedure vier afschriften van appelexploten overgelegd welke allen betrekking hebben op één zaak met twee geïntimeerden; uit de wijze waarop in deze afschriften de naam van [     ] met de hand is ingevuld, blijkt dat het hierbij om vier verschillende afschriften gaat;

e.         het is niet gebruikelijk om in één zaak vier afschriften van het appelexploot achter te laten indien er twee geïntimeerden zijn.

Op grond van deze feiten en omstandigheden is de Kamer van oordeel dat klagers de als voorshands vaststaand aan te nemen stelling van gerechtsdeurwaarder 2 voldoende hebben ontzenuwd. Daarbij is in het bijzonder betekenis gehecht aan het feit dat de gemachtigde van klagers beschikt over een speciale afdeling voor het voeren van de roladministratie en het in ontvangst nemen van exploten en dat, blijkens de verklaring van [    ], dadelijk na het in ontvangst nemen van afschriften is gecontroleerd in welke zaken was geappelleerd. Voorts is (ook) betekenis toegekend aan het feit dat gerechtsdeurwaarde sub 2 tegen de gedetailleerde schriftelijke verklaring van [     ] niets meer heeft ingebracht dan dat hij aan de afgifte van de afschriften in de zaak [     ] c.s. geen herinneringen meer heeft.

4.3 Het afgeven van het origineel van het exploot door de deurwaarder aan zijn opdrachtgever, in welk exploot is vermeld dat daarvan afschrift is achtergelaten aan de in het exploot genoemde persoon, terwijl niet vaststaat dat dit afschrift aan deze persoon is afgegeven, is een ernstig tuchtrechtelijk vergrijp. In het rechtsverkeer moet er op kunnen worden vertrouwd dat hetgeen de gerechtsdeurwaarder binnen de kring van zijn bevoegdheid in het exploot verklaart, zonder twijfel juist is. Nu dit niet het geval is, zal ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 2 worden beslist zoals hierna wordt vermeld.

4.4 Met betrekking tot het door gerechtsdeurwaarder sub 1 op 31 mei 2013 aan klagers betekende herstelexploot overweegt de Kamer als volgt. Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat gerechtsdeurwaarder sub 2 met de gemachtigde van klagers van mening verschilde omtrent de al niet betekende appeldagvaarding inzake [     ] c.s. tegen [     ] en voorts, dat gerechtsdeurwaarde sub 1 daar (waarschijnlijk) van wist. Van de opdrachtgever van gerechtsdeurwaarder sub 1 had (wellicht) mogen worden verwacht dat zij in het door haar geconcipieerde exploot van deze discussie melding had gemaakt. Van het feit dat gerechtsdeurwaarde sub 1 dit exploot aan klager heeft betekend, kan hem echter geen relevant tuchtrechtelijke verwijt worden gemaakt.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht met betrekking tot gerechtsdeurwaarder sub 1 ongegrond;

-        verklaart de klacht met betrekking tot gerechtsdeurwaarder sub 2 gegrond;

-        legt gerechtsdeurwaarder sub 2 de maatregel van berisping op met de aanzegging dat, indien andermaal door één van de in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een schorsing, geldboete of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.