ECLI:NL:TGDKG:2014:82 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet940.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:82
Datum uitspraak: 04-03-2014
Datum publicatie: 23-05-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet940.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer kan zich met de beslissing van de voorzitter verenigen en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 maart 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 22 oktober 2013 met nummer 571.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 940.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 24 oktober 2013 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift ingekomen op 5 november 2013, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014. Klager en de gerechtsdeurwaarder hebben laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. De gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van 21 januari 2014 kort gereageerd op het verzetschrift. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 4 maart 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  1. Klager is op 10 juni 2013 door een opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder gedagvaard om te verschijnen bij de kantonrechter te [     ] op dinsdag 2 juli 2013.
  2. De gerechtsdeurwaarder is in de dagvaarding genoemd als rolgemachtigde.
  3. De dagvaarding is aan klager betekend door een niet aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verbonden collega gerechtsdeurwaarder in [     ].
  4. Na de betekening van de dagvaarding, maar voor 2 juli 2013, de eerst dienende dag, heeft klager zijn schriftelijke conclusie van antwoord bij de kantonrechter ingediend.
  5. Bij brief van 26 juni 2013 heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder aan klager bericht dat de opdrachtgever heeft besloten de zaak niet door te zetten, met de mededeling dat klager dus niet op de in de dagvaarding genoemde datum hoeft te verschijnen.
  6. De gerechtsdeurwaarder heeft de dagvaarding niet op de rol van de kantonrechter te [     ] doen inschrijven. De rechtbank heeft de conclusie van antwoord aan klager teruggestuurd.

3. De oorspronkelijke klacht

Volgens klager heeft de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding uitsluitend uitgebracht om hem te laten schrikken. Hij is ten onrechte in rechte betrokken, omdat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder toch wel wist dat zij de vordering niet zou kunnen aantonen. Klager stelt dat hij € 45,00 schade heeft geleden als gevolg van gemaakte onkosten.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

Volgens de gerechtsdeurwaarder is de eerst verantwoordelijke de collega gerechtsdeurwaarder die de dagvaarding heeft betekend. Voorts heeft hij zich op zijn ministerieplicht beroepen. Tot slot stelt hij zich op het standpunt dat het hem niet verweten kan worden dat de opdrachtgever om haar moverende redenen heeft besloten om de zaak in trekken en de zaak niet op de rol te laten inschrijven. Daar heeft geen van de betrokken gerechtsdeurwaarders enige bemoeienis mee gehad. Van ‘bewust medewerking verlenen’ aan een ‘dubieuze handelwijze’ is dan ook geen sprake.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De gerechtsdeurwaarder is verantwoordelijk voor de inhoud van de dagvaarding nu deze onder zijn verantwoordelijkheid is uitgebracht op zijn briefpapier. Na betekening van de dagvaarding heeft de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder kennelijk besloten om de zaak niet door te zetten, zodat de gerechtsdeurwaarder ervan heeft afgezien de zaak op de rol te laten inschrijven. Dit is aan klager schriftelijk doorgegeven, zodat hij op de aangezegde datum en tijd niet tevergeefs bij de kantonrechter zou verschijnen. De voorzitter acht dit correct en niet tuchtrechtelijk laakbaar. Het valt de gerechtsdeurwaarder niet te verwijten dat klager ondertussen al een conclusie van antwoord aan de rechtbank had gestuurd. Van het uitbrengen van een dagvaarding uitsluitend bedoeld om schrik aan te jagen is niet gebleken. De wet kent aan de Kamer overigens ook niet de bevoegdheid toe om over de door klager gemaakte kosten te beslissen, aldus de voorzitter.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht.  Volgens hem heeft klager in verzet geen aanvullende of nieuwe gronden gegeven.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

9.2 Het verzet is daarom ongegrond.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. C.W. Inden en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.