ECLI:NL:TGDKG:2014:81 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet938.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:81
Datum uitspraak: 04-03-2014
Datum publicatie: 23-05-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet938.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer kan zich met de beslissing van de voorzitter verenigen en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 maart 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 15 oktober 2013 met nummer 465.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 938.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 22 oktober 2013 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift ingekomen op 31 oktober 2013, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014. Klager heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. De gerechtsdeurwaarder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 4 maart 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Op 31 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder de Belastingdienst op de aan klager toekomende heffingskorting. Daarbij is geen beslagvrije voet toegepast.

Na de overbetekening van het beslag heeft klager zich op 6 juni 2013 tot de gerechtsdeurwaarder gewend met het verzoek om het beslag op te heffen, omdat volgens hem ten onrechte geen beslagvrije voet was toegepast.

Naar aanleiding van dit contact heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht om inzicht te geven in zijn inkomsten en uitgaven. Klager heeft dit geweigerd.           

Uit een door de gerechtsdeurwaarder op 22 mei 2013 bij het UWV ingediend informatieverzoek dat door de gerechtsdeurwaarder op 7 juni 2013 is terugontvangen, is gebleken dat klager maandelijks, nog los van de heffingskorting, ruim meer overhoudt dan de voor hem geldende beslagvrije voet.

Op 10 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder het beslag opgeheven en heeft hij ten laste van klager beslag gelegd op diens inkomen.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder bij de beslaglegging op zijn heffingstoeslag ten onrechte geen beslagvrije voet heeft toegepast. Volgens klager is dat in strijd met de wettelijke bepalingen.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Omdat klager maandelijks meer ontvangt dan de voor hem geldende beslagvrije voet behoefde bij het beslag op de heffingskorting geen beslagvrije voet te worden toegepast. Dit beslag was dus rechtgeldig. Uiteindelijk is besloten om het beslag op de heffingskorting op te heffen en beslag te leggen op klagers inkomsten uit loondienst.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De periodieke inkomsten waarover klager beschikte ten tijde van het beslag op zijn heffingskorting, kwamen ruim uit boven de voor hem geldende beslagvrije voet voor een alleenstaande. Gelet op artikel 475 lid 6 Rv heeft de gerechtsdeurwaarder daarom niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door geen beslagvrije voet toe te passen.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. De beslagvrije voet mag op grond van artikel 475g Rv hoogstens worden gehalveerd in de situatie dat een debiteur geen informatie verstrekt over zijn inkomsten en uitgaven. Namens de beslaglegger is voorafgaand aan het beslag geen informatie bij hem ingewonnen. Volgens klager is het beslag daarom nietig.  

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft geen verweer gevoerd.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

9.2   Een gerechtsdeurwaarder mag ten tijde van de beslaglegging op een bron van periodieke inkomsten uitgaan van de bij hem bekende gegevens of van de vermoedelijke financiĆ«le situatie van een debiteur. Het is daarna aan de debiteur om contact op te nemen met de beslaglegger indien hij van oordeel is dat de beslagvrije voet ten onrechte niet wordt toegepast of verkeerd is bepaald. Dat is hier ook gebeurd. Kort hierna heeft de gerechtsdeurwaarder informatie ontvangen waaruit hem is gebleken dat hij terecht geen beslagvrije voet had toegepast, omdat het reguliere inkomen van klager al ruim boven de beslagvrije voet uitkwam. In dat geval behoeft bij beslag op extra inkomsten die worden ontvangen, zoals hier de heffingskorting, geen beslagvrije voet te worden toegepast. De situatie waarop klager zich heeft beroepen doet zich hier dus niet voor.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. C.W. Inden en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.

.