ECLI:NL:TGDKG:2014:8 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet254.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:8
Datum uitspraak: 07-01-2014
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet254.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Overweging over verrekening. De Kamer verenigt zich met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 12 maart 2013 met zaaknummer 827.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 254.2013 ingesteld door:

[     ] B.V.,

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 9 oktober 2012 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Op 29 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 7 maart 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 maart 2013.

Bij brief van 25 maart 2013 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 november 2013 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 januari 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Op 24 augustus 2011 heeft de rechtbank [     ] een vonnis ten laste van klaagster gewezen, waarbij klaagster onder meer is veroordeeld tot betaling aan een voormalige werknemer van € 6.000,- brutoloon per maand, althans het loon tijdens ziekte, althans het netto equivalent daarvan onder overlegging van deugdelijke bruto-netto specificaties. De gerechtsdeurwaarder heeft dit vonnis geëxecuteerd voor de bruto bedragen, omdat voor de berekening van het netto te betalen bedrag informatie nodig was van klaagster waarover de gerechtsdeurwaarders destijds niet beschikte. Nadat deze informatie alsnog door de gerechtsdeurwaarder was ontvangen, bleek dat inmiddels verrichte tussentijdse afdrachten aan de opdrachtgever, de advocaat van genoemde Brand, de totale vordering overstegen. De opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder weigert het teveel betaalde bedrag te restitueren aan de gerechtsdeurwaarder, omdat deze stelt nog een vordering op klaagster te hebben uit hoofde van geldlening.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder geld heeft betaald aan een niet-rechthebbende, de gerechtsdeurwaarder het betreffende dossier niet heeft afgewikkeld binnen 14 dagen door overmaking van het teveel betaalde aan klaagster als rechthebbende en de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op berichten van klaagster en haar advocaat.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat hij mocht uitgaan van de bruto bedragen zoals deze in het te executeren vonnis stonden, aangezien klaagster heeft nagelaten tijdig deugdelijk berekende netto bedragen door te geven. Uit geen enkele door klaagster overgelegde productie blijkt dat de gerechtsdeurwaarder nalatig is geweest in de afwikkeling van het dossier. Uit het verweerschrift blijkt juist dat klaagster de afwikkeling van onderhavige zaak heeft vertraagd door niet tijdig deugdelijke bruto-netto specificaties over te leggen.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster per e-mail geïnformeerd over diens werkzaamheden ter uitvoering van de executieopdracht, waarbij is aangegeven dat de gerechtsdeurwaarder wachtte op een reactie van zijn opdrachtgever. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder vragen van klaagster dan wel haar advocaat niet adequaat heeft beantwoord.

6. De gronden van het verzet

Klaagster is het niet een met de beslissing van de voorzitter en heeft in verzet nog eens uiteengezet waar het om gaat. De kern van de stellingen van klaagster is dat zij teveel aan de gerechtsdeurwaarder heeft voldaan en dat hetgeen de gerechtsdeurwaarder thans nog onder zich houdt aan klaagster toekomt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Op grond van de brief van 4 juli 2013 van de gerechtsdeurwaarder aan klaagster, staat vast dat de gerechtsdeurwaarder teveel aan zijn opdrachtgever heeft afgedragen. Ook staat vast, dat is door hem ook erkend, dat de gerechtsdeurwaarder nog                         € 5.664,51 onder zich heeft. Uit de berekening van de accountant van klaagster van 1 juni 2012 blijkt echter ook dat klaagster op grond van een andere titel nog gelden aan haar wederpartij verschuldigd was. Of met de door klaagster gedane betalingen ook aan deze titel was voldaan, valt niet vast te stellen en is ook niet ter beoordeling aan de Kamer. Dat geldt ook voor de beantwoording van de vraag aan wie het bedrag dat de gerechtsdeurwaarder nog onder zich heeft toekomt.

7.2 Of het standpunt van de gerechtsdeurwaarder dat hij zijn declaratie kan verrekenen met het bedrag dat hij nog onder zich heeft juist is, valt nog te bezien. Dit hangt af van het antwoord op de vraag wie rechthebbende is van dat bedrag en zoals hiervoor vermeld is de beantwoording van die vraag niet aan de Kamer. Als het bedrag aan klaagster toebehoort is het feit dat de opdrachtgever de declaratie van de gerechtsdeurwaarder niet wenst te betalen geen valide reden het bedrag van de declaratie te verrekenen met het bedrag dat de gerechtsdeurwaarder nog onder zich heeft. Voor zijn declaratie dient de gerechtsdeurwaarder dan (uiteindelijk in rechte) zijn opdrachtgever aan te spreken. Dat de gerechtsdeurwaarder hierdoor volgens eigen zeggen “kind van de rekening” wordt, doet hier niet aan af. Nu de Kamer evenwel niet kan vaststellen dat het bedrag dat de gerechtsdeurwaarder onder zich heeft klaagster toebehoort, kan evenmin worden vastgesteld dat sprake is van klachtwaardig handelen.

7.3 Op grond hiervan kan het door klaagster ingestelde verzet niet slagen. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. In verzet zijn geen gronden aangevoerd die dit anders maken. Hetgeen door klaagster in verzet is aangevoerd werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet met aanvulling van de motivering ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.