ECLI:NL:TGDKG:2014:77 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW476en5050.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:77
Datum uitspraak: 04-03-2014
Datum publicatie: 23-05-2014
Zaaknummer(s): GDW476en5050.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Diverse klachtonderdelen waaronder het ten onrechte betaling vorderen van niet toegewezen termijnbedragen en het in rekening brengen van nasalaris. De Kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarders op deze onderdelen van de klacht niet juist hebben gehandeld. Die klachtonderdelen zijn gegrond. Voor het opleggen van een maatregel ziet de Kamer geen aanleiding omdat de gerechtsdeurwaarder excuses hebben aangeboden en binnen hun organisatie maatregelen hebben getroffen om herhaling te voorkomen. Overige klachtonderdelen ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 4 maart 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klachten met nummers 476 en 505.2013 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

1) [     ],

2) [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brieven met bijlagen, ingekomen op 17 en 19 juni 2013, heeft klaagster twee (gelijkluidende) klachten ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

Deze klachten zijn per abuis dubbel ingevoerd en worden gezamenlijk behandeld. Bij aangehecht verweerschrift, ingekomen op 30 juli 2013, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klachten zijn behandeld ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en gerechtsdeurwaarder sub 1 (mede namens gerechtsdeurwaarder sub 2). Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 4 maart 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij brief van 14 maart 2013 heeft de opdrachtgeefster van de gerechts-deurwaarders, een vereniging van eigenaars, aan klaagster medegedeeld dat een vordering tot incasso van achterstallige maandbijdragen aan de gerechtsdeurwaarders ter incasso uit handen was gegeven.

-           Op 24 juli 2012 heeft een aan gerechtsdeurwaarder sub 2 toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder de dagvaarding aan klaagster betekend.

-           Bij vonnis van 28 maart 2013 is klaagster tot betaling veroordeeld.

-           Bij brief met specificatie van 12 april 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster nasalaris en na vonnis verschenen maandbijdragen in rekening gebracht en hebben zij bij gebreke van tijdige betaling verdere executie aangekondigd.

-           Klaagster heeft bij brief van 8 juni 2013 aan de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat zij niet bereid was om het nasalaris en de na vonnis verschenen bijdragen te voldoen, omdat zij tot de betaling daarvan niet was veroordeeld..

-           Eén van de gerechtsdeurwaarders heeft bij brief van 10 juni 2013 klaagster aangeschreven het nasalaris en één verschenen maandtermijn te voldoen, bij gebreke waarvan verdere executie is aangekondigd.

-           Bij brief van 26 juli 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders hun veront-schuldigingen aan klaagster aangeboden. Zij hebben het standpunt ingenomen, dat na de betwisting het nasalaris niet op de wijze zoals in de brief van 8 juni 2013 gevorderd had mogen worden. De na het vonnis verschenen maandtermijnen hadden niet gevorderd mogen worden, omdat klaagster tot betaling daarvan niet was veroordeeld.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarders zich hebben belast met het incasseren van de vordering van de vereniging van eigenaars. Klaagster acht deze vordering onterecht, o.a. omdat zij nooit is aangemaand door de VVE en dus ook niet in de gelegenheid is gesteld tot een oplossing van het geschil. De gerechtsdeurwaarders hadden hierna enig onderzoek moeten doen, alvorens de opdracht aan te nemen. Niet gebleken is dat zij zich van te voren van de juistheid van de vordering hebben vergewist;

b: de gerechtsdeurwaarders in de procedure bij de kantonrechter vervalste aanmaningen van hun opdrachtgever in het geding hebben gebracht. Klaagster heeft aangevoerd dat zij door de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders nooit is aangemaand;

c: de gerechtsdeurwaarders van te voren niet hebben aangekondigd dat zij haar zouden gaan dagvaarden;

d: de gerechtsdeurwaarders ten onrechte betaling van de niet toegewezen termijnbedragen hebben gevorderd;

e: de gerechtsdeurwaarders oneigenlijke druk hebben uitgeoefend door ten onrechte het nasalaris in rekening te brengen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

3.1 De gerechtsdeurwaarders hebben de klachtonderdelen d en e erkend, omdat de twee brieven met onjuiste inhoud zijn verzonden. Nadat de verschuldigdheid van het nasalaris was weersproken, hadden zij een bevelschrift moeten vragen. Dat is niet gebeurd. Voor het vorderen van de na het gewezen vonnis verschenen maandbijdragen was geen titel verkregen. De gerechtsdeurwaarders hebben in hun organisatie maatregelen genomen ter voorkoming van dergelijke omissies in de toekomst.

3.2 De overige onderdelen van de klacht zijn gemotiveerd weersproken. Klaagster heeft de aantijgingen op die onderdelen niet aannemelijk gemaakt. De gerechtsdeurwaarders hebben ter zitting voorts een beroep gedaan op hun ministerieplicht.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De Kamer is van oordeel dat de klacht behalve voor wat betreft de laatste twee onderdelen, ongegrond is. Een gerechtsdeurwaarder die een vordering ter incasso krijgt aangeboden, behoeft zich er slechts summier van te vergewissen of van een vordering sprake is. Niet gebleken is dat daarvan in dit geval geen sprake is geweest. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarders mochten afgaan op de informatie van hun opdrachtgeefster, inhoudende dat er een vordering op klaagster bestond. Ter zitting hebben de gerechtsdeurwaarders gesteld dat klaagster volgens hun opdrachtgeefster wel was aangemaand. Een kopie daarvan is in de kantonprocedure in het geding gebracht. Dat de gerechtsdeurwaarders hierbij vervalste stukken heeft gebruikt, zoals door klaagster is aangevoerd, is door haar niet aannemelijk gemaakt. Klaagster kan het de gerechtsdeurwaarders dus niet verwijten dat zij de zaak in behandeling hebben genomen, dat zij zonder nadere aankondiging tot dagvaarding zijn overgegaan en niet eerst nog gesommeerd hebben. Overigens is klaagster in de gelegenheid geweest om bij de rechter aan te voeren dat zij niet zou zijn aangemaand en dat de vordering daarom nog niet uit handen had mogen worden gegeven door de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders.

4.3 Met betrekking tot de verschuldigdheid van nasalaris en de na het vonnis verschenen maandbijdragen hebben de gerechtsdeurwaarders niet juist gehandeld. Die klachtonderdelen zijn dus gegrond, maar voor het opleggen van een maatregel ziet de Kamer geen aanleiding omdat de gerechtsdeurwaarder excuses hebben aangeboden en binnen hun organisatie maatregelen hebben getroffen om herhaling te voorkomen.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;

-     ziet voor het gegronde deel van de klacht van het opleggen van een maatregel af.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. C.W. Inden en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.