ECLI:NL:TGDKG:2014:7 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet389.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:7
Datum uitspraak: 07-01-2014
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet389.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer verenigt zich met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 7 mei 2013 met zaaknummer 142.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 389.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 20 februari 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Op 27 maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 7 mei 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 mei 2013.

Bij brief ingekomen op 22 mei 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 2 juni 2013 heeft klager het verzet aangevuld.

Op 26 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder op de aanvulling gereageerd.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 november 2013 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 januari 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Op vordering van de bank is klager bij vonnis van 1 april 2009 veroordeeld tot betaling van een geldsom. Dit vonnis is aan klager is betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Op 25 februari 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder het UWV op de uitkering van klager. Een andere gerechtsdeurwaarder heeft ook beslag ten laste van klager gelegd onder het UWV. De gerechtsdeurwaarder is belast met de verdeling van de onder het beslag uitgekeerde gelden. In verband met een preferente vordering van de belastingdienst zijn de afdrachten door het UWV per 3 juni 2010 gestaakt. Op verzoek van klager heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet aangepast. Hierbij is de gerechtsdeurwaarder uitgegaan van een inkomen van € 1.672,00 in plaats van het door klager opgegeven inkomen van € 2.704,00.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij een verkeerde beslagvrije voet toepast.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat ook indien de gerechtsdeurwaarder in deze zaak een onjuiste beslagvrije voet heeft toepast, dat op zichzelf nog niet klachtwaardig is. Uit de stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder is uitgegaan van een lager inkomen waardoor een voor klager gunstiger beslagvrije voet wordt toegepast. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake. Indien klager het thans niet eens is met de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet, dient hij zich te wenden tot de gewone rechter.

6. De gronden van het verzet

Klager is het niet een met de beslissing van de voorzitter. Klager voert aan de gerechtsdeurwaarder is uitgegaan van een onjuist inkomen. Klager kan door de beslagvrije voet de huur en nadere kosten voor zijn levensonderhoud niet meer voldoen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het door klager ingestelde verzet kan niet slagen. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Dat de belastingdienst kennelijk rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van klager en een hogere beslagvrije voet hanteert, doet hieraan niet af. De gerechtsdeurwaarder is bij zijn berekening uitgegaan van een lager inkomen dan door klager opgegeven. De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.