ECLI:NL:TGDKG:2014:65 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet831.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:65
Datum uitspraak: 08-04-2014
Datum publicatie: 23-05-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet831.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer kan zich met de beslissing van de voorzitter verenigen en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 april 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 24 september 2013 met nummer 464.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 831.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 11 oktober 2013 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift, ingekomen op 24 oktober 2013, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 februari 2014, alwaar de gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 8 april 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 29 mei 2012 is een vonnis ten laste van klager gewezen.

-           Op 20 juni 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om binnen twee dagen aan de inhoud te voldoen en het meebetekende inkomsten- en uitgavenformulier binnen dezelfde termijn te retourneren. Dit formulier werd niet geretourneerd.

-           Bij brief van 3 december 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klager nogmaals een inkomsten- en uitgavenformulier doen toekomen. Ook dit formulier werd niet geretourneerd.

-           Op 31 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd op de zorgtoeslag, waarbij geen beslagvrije voet van toepassing werd verklaard.

-           Op 4 april 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager loonbeslag gelegd, waarbij een beslagvrije voet van toepassing werd verklaard van          € 117,76.

-           Bij brief van 10 mei 2013 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht een beslagvrije voet van € 585,53 van toepassing te verklaren.

-           Bij brief van 15 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager alsmede de derde beslagene op de hoogte gesteld van de gewijzigde beslagvrije voet.

-           Op 24 mei 2013 heeft de derde beslagene een inhouding aan de gerechts-deurwaarder overgemaakt, waarbij geen rekening was gehouden met de nieuwe beslagvrije voet.

-           Begin juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de teveel ontvangen gelden aan de derde beslagene geretourneerd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder met betrekking tot het gelegde loonbeslag heeft geweigerd om de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen;

b: de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd om met betrekking tot het beslag op de zorgtoeslag een beslagvrije voet van toepassing te verklaren.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond geoordeeld.

5.2 De voorzitter heeft overwogen dat de Kamer in de zaak met kenmerk 737.2012 heeft beslist dat de beslagvrije voet niet met terugwerkende kracht behoeft te worden aangepast, als de beslagene kan worden verweten dat de beslagvrije voet niet kon worden vastgesteld, omdat aan hem is toe te rekenen dat onvoldoende of onjuiste gegevens zijn verschaft. Klager heeft in het onderhavige geval nagelaten het door de gerechtsdeurwaarder verstrekte inkomsten- en uitgavenformulier ingevuld te retourneren. Hierbij speelt tevens een rol hetgeen de Kamer heeft beslist in de zaak met kenmerk 146.2012. In die zaak heeft de Kamer geoordeeld dat terugbetaling door de gerechtsdeurwaarder slechts mogelijk is voor wat betreft de gelden die hij nog onder zich heeft. De gerechtsdeurwaarder is op grond van artikel 7 van de Administratieverordening gehouden om de door hem geïncasseerde gelden binnen een tot twee weken na ontvangst aan zijn opdrachtgever door te betalen. Gelet op het vorenstaande is het niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen.

5.3 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel heeft de voorzitter overwogen dat bij een beslag op een zorgtoeslag krachtens wettelijke bepalingen geen beslagvrije voet van toepassing is.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht. Volgens hem heeft klager in verzet geen aanvullende of nieuwe gronden gegeven.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, al had het de gerechtsdeurwaarder gesierd indien hij al eerder dan ter zitting de berekening van de beslagvrije voet (aan de bewindvoerder) had toegelicht.

9.2 Wel is gebleken dat in de aanhef van de beslissing van de voorzitter ten onrechte is vermeld dat de gerechtsdeurwaarder te [     ] is gevestigd, in plaats van te [     ]. In de aanhef van deze beslissing is daarmee reeds rekening gehouden.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.

.