ECLI:NL:TGDKG:2014:46 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet926.2012

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:46
Datum uitspraak: 18-03-2014
Datum publicatie: 23-05-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet926.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Tenuitvoerlegging titel. De kamer kan zich met de beslissing van de voorzitter verenigen en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 maart 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 16 oktober 2012 met nummer 595.2012 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 926.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 30 oktober 2012 aan klaagster verzonden.

Op 13 november 2013 is het tegen de beslissing van de voorzitter gerichte verzetschrift bij de Kamer ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 6 augustus 2013. Verdere behandeling van de zaak is daarbij aangehouden. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij brief van 11 oktober 2013 aan partijen is toegezonden onder verwijzing naar de afspraak dat partijen voor 15 oktober 2013 meedelen of een uitspraak gewenst is. Op 14 oktober 2013 is van beide partijen bericht ontvangen dat dit inderdaad het geval is. Partijen zijn schriftelijk geïnformeerd dat de uitspraak vertraging heeft opgelopen.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van deze beslissing, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De feiten

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de door de voorzitter weergegeven feiten aangezien het verzet hiertegen niet is gericht.

4. De inleidende klacht

De voorzitter heeft de klacht in die zin samengevat dat klaagster zich erover beklaagt dat

a: de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag onder de Belastingdienst heeft gelegd,      

b: de betalingsregeling alleen betrekking heeft op schulden van klaagster en 

c: de gerechtsdeurwaarder te veel executiekosten in rekening heeft gebracht.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘4.3 In zijn verweerschrift stelt de gerechtsdeurwaarder dat nog verschillende dossiers openstaan, klaagster dan wel haar echtgenoot hieromtrent bij brief van 7 februari 2012 is aangeschreven, hij daarop geen reactie heeft ontvangen hetgeen in het derdenbeslag heeft geresulteerd en dat dit beslag ook gelegd is in verband met vorderingen van de echtgenoot nu klaagster niet op huwelijkse voorwaarden is gehuwd. Tevens stelt de gerechtsdeurwaarder dat ook niet alle vorderingen op alleen klaagster zijn verhaald. Alhoewel de gerechtsdeurwaarder geen bewijsstukken heeft overgelegd, ziet de Kamer op voorhand geen aanleiding de stellingen van de gerechtsdeurwaarder in twijfel te trekken. Doordat de vorderingen op klaagster niet waren voldaan en de overeengekomen betalingsregeling niet correct werd nagekomen was de gerechtsdeurwaarder gerechtigd, en op grond van zijn ministerieplicht ook verplicht, om de executie voort te zetten. Klaagster dient zich tot de gewone rechter te wenden indien zij het beslag wil laten opheffen, omdat de tuchtrechter niet degene is die dient te beslissen omtrent een executiegeschil als het onderhavige

4.4 Niet gebleken is dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte executiekosten niet in overeenstemming zijn met het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.’

6. De gronden van het verzet

De gronden van het verzet komen er – samengevat – op neer dat klaagster de Kamer verzoekt haar klacht opnieuw te beoordelen. Klaagster is van mening dat het kwaliteitsaspect van de dienstverlening niet bij de beoordeling betrokken is geweest.

7.  De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1  De Kamer is mede op grond van wat hierna wordt overwogen van oordeel dat de voorzitter het kwaliteitsaspect van de dienstverlening wel degelijk in zijn oordeel heeft betrokken.

7.2  Na de aanhouding van de behandeling zijn door de gerechtsdeurwaarder aan klaagster op 16 augustus 2013 en 10 oktober 2013 brieven gezonden waaruit de juistheid van de door hem aangevoerde stelling, dat de getroffen betalingsregeling niet zag op één specifiek dossier, blijkt. Er is immers in naar aanleiding van die regeling verzonden brieven van 9 november 2009 en 12 november 2009 verwezen naar een tweetal specifieke dossiers met daarbij de vermelding: ‘/e.a’.

7.3  De Kamer vermag, gelet op de aan klaagster gezonden brieven van 16 augustus 2013 en 10 oktober 2013, niet in te zien dat er thans nog steeds onvoldoende inzicht is gegeven in de schuldenpositie van klaagster en haar echtgenoot, zoals de gemachtigde van  klaagster stelt.

7.4  Voorts is de Kamer van oordeel dat de onduidelijkheid over de dossiers waarop de betalingsregeling betrekking had, mede is veroorzaakt door de onduidelijke wijze van communiceren van klaagster en haar echtgenoot, zodat de gerechtsdeurwaarder op dat punt tuchtrechtelijk bezien geen verwijt valt te maken. Voorts kan niet gezegd worden dat ten onrechte beslag is gelegd nu er, ook indien alle betalingen zouden zijn afgeboekt op de dossiers van klaagster, nog steeds een te betalen bedrag resteerde nadat zij de betalingen stop had gezet. Dat klaagster, zoals nadien is gebleken, op huwelijkse voorwaarden is gehuwd, kan dan ook niet tot een ander oordeel leiden.

7.5  Nu de gerechtsdeurwaarder, zodra duidelijk werd op welke manier klaagster haar betalingen afgeboekt wenste te zien, alsnog overeenkomstig haar wensen gehandeld heeft, kan ook op grond daarvan niet gezegd worden dat hij de voor hem geldende gedragsregels geschonden heeft.

7.6  Vorenstaande betekent dat de door klaagster in verzet aangevoerde gronden geen nieuw licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7.  Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn , leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.