ECLI:NL:TGDKG:2014:45 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet205.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:45
Datum uitspraak: 11-03-2014
Datum publicatie: 23-05-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet205.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Tenuitvoerlegging titel. Toepassen beslagvrije voet. De kamer kan zich met de beslissing van de voorzitter verenigen en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 maart 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 26 februari 2013 met zaaknummer 933. 2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 205.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 21 november 2012 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

Op 10 januari 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 26 februari 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 26 februari 2013. Bij brief van 7 maart 2013 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 januari 2014 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 11 maart 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

2.1 Anders dan door de gerechtsdeurwaarders is aangevoerd behoeven, om in het verzet te kunnen worden ontvangen, de aangevoerde gronden niet perse nieuw licht te werpen op de zaak die onderwerp is van de klacht. Voldoende is dat er gronden worden aangevoerd waarop een klager van mening is dat de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven.

2.2 Nu klaagster verzet heeft ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, kan zij in het verzet worden ontvangen.

3. De feiten

Op 29 juni 2010 is een vonnis ten laste van klaagster gewezen. Deze titel is aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Op 27 augustus 2010 hebben de gerechtsdeurwaarders ten laste van klaagster loonbeslag gelegd. Op 15 maart 2011 en 4 september 2012 hebben de gerechtsdeurwaarders aan de werkgever van klaagster medegedeeld dat de beslagvrije voet is aangepast. Bij brief van 18 oktober 2012 hebben de gerechtsdeurwaarders aan klaagster medegedeeld dat zij niet tot volledige restitutie kunnen overgaan, omdat een gedeelte van de uit het beslag ontvangen gelden al aan de opdrachtgever is doorbetaald. Bij e-mail van 25 oktober 2012 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarders verzocht opgave te doen van de gelden die zij nog onder zich hebben. De gerechtsdeurwaarders hebben bij brief van 19 november 2012 op dit schrijven gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders de beslagvrije voet te laag hebben vastgesteld en een aanpassing daarvan hebben geweigerd en de gerechtsdeurwaarders na de herberekening van de beslagvrije voet geweigerd hebben om tot restitutie over te gaan.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat klaagster heeft nagelaten na betekening van het vonnis desgevraagd haar bronnen van inkomsten op te geven. Zodra klaagster de gevraagde gegevens alsnog had verstrekt hebben de gerechtsdeurwaarders, zo kan uit de overgelegde producties worden opgemaakt, binnen een redelijke termijn gereageerd en de beslagvrije voet aangepast. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarders op dit punt is dan ook geen sprake. Uit het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarders kan worden opgemaakt dat zij conform een eerdere uitspraak van de Kamer (725.2010) de gelden die zij nog onder zich hadden aan klaagster hebben gerestitueerd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake, aldus de voorzitter.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat zij heeft nagelaten na betekening van het vonnis desgevraagd haar bronnen van inkomsten op te geven. Dat blijkt ook niet uit het dossier. Voor zover klaagster zich kan herinneren heeft zij zelf al in 2010 telefonisch contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder en medegedeeld dat haar gehele loon werd ingehouden en zij derhalve geen bron van inkomsten meer had. Daarop was de reactie van de gerechtsdeurwaarders dat zij het wel goed deden en hebben de gerechtsdeurwaarders gedreigd de spullen van klaagster uit haar huis te halen. Daarop heeft klaagster noodgedwongen geleefd van haar spaargeld.

6.2 Klaagster is voorts van mening dat het op de weg van de gerechtsdeurwaarders had gelegen om informatie in te winnen bij de werkgever over de verplichte betalingen, zulks naar aanleiding van het telefoongesprek met klaagster. Het is voor klaagster niet te geloven dat een gerechtsdeurwaarder ruim twee jaar lang haar volledige salaris incasseert zonder rekening te houden de beslagvrije voet ten gevolge waarvan meer dan € 15.000,- ten onrechte wordt geïncasseerd. Klaagster heeft ruim twee jaar lang ten onrechte geen salaris ontvangen, waardoor zij in ernstige financiële problemen is geraakt. Ook de werkgever van klaagster heeft op 8 april 2011 gebeld met het kantoor van de gerechtsdeurwaarders en daarna zowel telefonisch als schriftelijk bevestigd dat er niets overblijft voor klaagster. Ook daarop hebben de gerechtsdeurwaarders niet gereageerd en is gewoon doorgegaan met inhouding van het volledige salaris van klaagster. Klaagster acht deze handelswijze wel degelijk klachtwaardig.

6.3 In juni 2012 heeft Maatschappelijk Werk namens klaagster weer contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarders en aangegeven dat haar volledige salaris opgaat aan het beslag. Maatschappelijk Werk heeft destijds de benodigde gegevens aangeleverd. Ook daarna is de beslagvrije voet niet aangepast. In ieder geval zijn toen de salarisstroken aangeleverd waaruit blijkt dat het volledige salaris werd geïncasseerd. Dit is voor de gerechtsdeurwaarders kennelijk geen aanleiding geweest om rekening te houden met de beslagvrije voet. Ook na de brief van 15 augustus 2012 heeft geen aanpassing plaatsgevonden van de beslagvrije voet. Nadat klaagster een advocaat heeft ingeschakeld, krijgt klaagster voor het eerst per november weer haar salaris. Zij heeft dus vanaf de beslaglegging op 27 augustus 2010 tot en met oktober 2012 geen salaris ontvangen. Klaagster is dan ook van mening dat de gerechtsdeurwaarders absoluut niet adequaat hebben gehandeld.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het door klaagster ingestelde verzet kan niet slagen. De gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat bij de betekening van het vonnis op 16 juli 2010 een formulier zat waarmee klaagster opgave had kunnen doen van haar inkomsten- en uitgaven. Dat klaagster in 2010 telefonisch contact heeft opgenomen met de gerechtsdeurwaarder en heeft medegedeeld dat haar hele loon werd ingehouden, wordt door de gerechtsdeurwaarders betwist en kan niet worden vastgesteld. Daar komt bij dat klaagster ter zitting ook heeft erkend dat ze aan de gerechtsdeurwaarders niet had opgegeven dat zij naast haar loon ook nog een uitkering had. Dat de gerechtsdeurwaarders hadden moeten begrijpen dat klaagsters belangen tekort werd gedaan is door klaagster onvoldoende onderbouwd.

7.2 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. A. Sissing en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.