ECLI:NL:TGDKG:2014:4 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet49.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:4
Datum uitspraak: 07-01-2014
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet49.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 28 december 2012 met zaaknummer 613.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 49.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 19 juli 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 29 augustus 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 28 december 2012 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 9 januari 2013.

Bij brief van 15 januari 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 mei 2013 alwaar klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

Vervolgens is de zaak aangehouden tot een nader te bepalen datum teneinde de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid te stellen door de Kamer gestelde vragen te beantwoorden.

Bij brief van 23 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de vragen beantwoord.

De behandeling van het verzetschrift is voortgezet op de openbare zitting van 12 november 2013 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 januari 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Op 2 februari 2012 is tussen klager, zijn ex-partner en de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling overeengekomen, vastgelegd in een proces-verbaal van de rechtbank [     ]. Omdat de regeling niet stipt werd nagekomen, heeft de gerechtsdeurwaarder op 12 mei 2012 beslag gelegd op het loon van klager.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder – kort samengevat – dat deze loonbeslag heeft gelegd ondanks de overeengekomen betalingsregeling.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat uit de stukken duidelijk is geworden dat klager de overeengekomen betalingsregeling niet volledig is nagekomen. Onderdeel van de regeling was dat deze bij niet stipte nakoming zou komen te vervallen. De door de deurwaarder uitgevoerde beslaglegging kan dan niet klachtwaardig zijn. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken, aldus de voorzitter.

6. De gronden van het verzet

Klager heeft in verzet zijn klacht dat de gerechtsdeurwaarder onterecht loonbeslag heeft gelegd, gehandhaafd. In het loonbeslag is in eerste instantie ook geen rekening gehouden met de huur en de vaste lasten. Na vier maanden heeft er een correctie plaatsgevonden maar het verschil tussen de initiële beslagvrije voet en de gecorrigeerde beslagvrije voet is niet terugbetaald. De opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder stelt zich op het standpunt dat zij nog recht heeft op afdrachten voor de maanden mei en juni 2012 en beroept zich op verrekening. Verzoeken om inzage in het dossier worden zowel door de opdrachtgever als de gerechtdeurwaarder geweigerd. Klager meent dat hij aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. Er is volgens klager sprake van een communicatie stoornis tussen de opdrachtgever en de gerechtsdeurwaarder. Omdat de opdrachtgever alle correspondentie naar het oude adres van klager heeft verzonden is de eerste termijn door klager te laat voldaan. Dit is echter snel door hem hersteld en was hij weer bij met betalen. Naar de mening van klager heeft de gerechtsdeurwaarder verzuimd zijn opdrachtgever hiervan op de hoogte te stellen. Klager vraagt zich verder af waarom de betalingen van zijn ex-partner nog worden geaccepteerd en niet in mindering worden gebracht op de hoofdsom.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Eventuele fouten van [     ] in de adressering van brieven aan klager kunnen niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten.

7.2 In verzet heeft klager aangevoerd dat de kern van zijn klacht en het door hem ingestelde verzet betreft het antwoord op de vraag of het beslag terecht is gelegd. Klager stelt dat de regeling door hem is nagekomen, zij het onregelmatig. Klager beroept zich daarnaast op een afspraak met een medewerker van de gerechtsdeurwaarder. Met hem was de afspraak gemaakt dat als klager nog een termijn zou voldoen de regeling zou worden voortgezet.

7.3 Naar het oordeel van de Kamer staat vast dat de verplichting om voor 1 maart 2012 een betaling van € 250,00 aan [     ] te voldoen, rechtstreeks voortvloeit uit de overeenkomst als vastgelegd in het proces-verbaal van 25 oktober 2011. In het proces-verbaal is tevens als onderdeel van de overeenkomst opgenomen dat bij niet of niet behoorlijke nakoming het dan openstaande bedrag onmiddellijk opeisbaar en voor executie vatbaar was. Voornoemde betaling heeft niet voor 1 maart 2012 plaatsgevonden.

7.4 Hieruit volgt dat [     ] ook niet gehouden was klager op de hoogte te stellen van haar voornemen de invordering van het verschuldigde bedrag over te dragen aan de gerechtsdeurwaarder. Omdat geen betaling voor 1 maart 2012 werd ontvangen, werd de regeling niet nagekomen en heeft [     ] het proces-verbaal voor betekening en verdere tenuitvoerlegging in handen van de gerechtsdeurwaarder gesteld. Naar het oordeel van de Kamer is het niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder het door klager gewraakte beslag heeft gelegd. De door klager gestelde afspraak, gemaakt met een medewerker van de gerechtsdeurwaarder, is door de gerechtsdeurwaarder betwist en door klager niet nader onderbouwd, zodat deze niet is komen vast te staan. Op grond hiervan strand het verzet. Hetgeen verder door klager in verzet is aangevoerd behoeft geen bespreking meer.

7.5 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer dan ook geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist, zodat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.