ECLI:NL:TGDKG:2014:39 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet933.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:39
Datum uitspraak: 25-02-2014
Datum publicatie: 23-05-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet933.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Ontruiming, onbekendheid met dagvaarding. De Kamer kan zich met de beslissing van de voorzitter verenigen en verklaart het verzet ongegrond. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 februari 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 24 september 2013 met zaaknummer 463.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 933.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 28 mei 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 22 juli 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 24 september 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 10 oktober 2013. Bij brief van 16 oktober 2013 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 januari 2014 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 25 februari 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

In april 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht gekregen om ten laste van klaagster achterstallige huurpenningen te incasseren. Bij brief van 14 april 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster tot betaling aangemaand. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 25 mei 2011 ingestemd met de door klaagster voorgestelde betalingsregeling. Deze betalingsregeling is vanwege niet nakoming komen te vervallen. Bij een adresverificatie voorafgaand aan de dagvaarding, bleek klaagster volgens de gemeentelijke basisadministratie met onbekende bestemming te zijn vertrokken. Daarop is openbaar gedagvaard. Op 8 februari 2012 is een verstekvonnis ten laste van klaagster gewezen. Op 21 februari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder het verstekvonnis eveneens openbaar aan klaagster betekend en daarbij de ontruiming van de haar toebehorende garagebox aangezegd tegen 14 maart 2012. Op 14 maart 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder de garagebox van klaagster ontruimd. Nadien heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster loonbeslag gelegd. De gerechtsdeurwaarder en klaagster hebben veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd omtrent de afgevoerde roerende zaken.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat een medewerkster van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, die het dossier van klaagster had overgenomen van een collega, geen brief heeft gestuurd naar het postadres van klaagster, met als gevolg dat haar spullen ten onrechte zijn weggegooid. Ook meent klaagster dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. Bovendien zouden er door aldus te handelen extra kosten zijn gemaakt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft overwogen dat er geen rechtsregel bestaat op grond waarvan de gerechtsdeurwaarder gehouden is om aan klaagster mede te delen wanneer haar dossier intern aan een andere medewerker wordt overgedragen. Gelet op het vorenstaande kan dan ook niet worden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder op dit punt tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

5.2 Ten aanzien van de bij de ontruiming afgevoerde roerende zaken heeft de voorzitter overwogen dat bij een ontruiming van een garagebox een gerechtsdeurwaarder uitvoering geeft aan een hem bij wet voorgeschreven taak voor de uitvoering waarvan op hem een ministerieplicht rust. Op grond van de wet, art. 556 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, en rechtspraak van de Hoge Raad is een executerende gerechtsdeurwaarder gerechtigd de inboedel uit de garagebox te verwijderen en aan de openbare weg te plaatsen. De ambtelijke taak van de gerechtsdeurwaarder eindigt met het aan de openbare weg plaatsen van de roerende zaken. Nadat de ontruiming is voltooid, heeft de gerechtsdeurwaarder, behoudens bijzondere omstandigheden die in dit geval niet zijn gesteld of gebleken, geen zorgplicht meer ten aanzien van de ontruimde roerende zaken. Dat het verlof tot het leggen van conservatoir beslag op mogelijk onterechte gegevens zou zijn verleend, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. De gerechtsdeurwaarder is belast met de uitvoering van zijn ambtelijke taak. Inhoudelijke geschillen ten aanzien van de feiten en omstandigheden waarop het verlof is gegeven dienen te worden beslecht in een executiegeschil. In het onderhavige geval heeft de gemeente [     ] de taak op zich genomen de roerende zaken van klaagster af te voeren. De gerechtsdeurwaarder mocht klaagster, gelet op hetgeen onder 4.4 is overwogen, dan ook doorverwijzen naar de gemeente [     ] voor nadere informatie omtrent de weggegooide roerende zaken, aldus de voorzitter.

5.3 De door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten zijn conform de daarvoor geldende regelingen berekend. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt. Op grond van deze overwegingen heeft de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat haar inleidende klacht ziet op het feit dat klaagster de dagvaarding niet heeft gekregen. Nu zijn haar goederen afgevoerd hetgeen niet nodig was geweest als de dagvaarding haar had bereikt. Klaagster wijst erop dat zij een postbus had waar stukken naar toegezonden konden worden.  

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het door klaagster ingestelde verzet kan niet slagen. De klacht ziet op het niet bekend zijn met de dagvaarding. Het woonadres van klaagster was niet bekend. Een postbusnummer blijkt niet uit de gemeentelijke basisadministratie, terwijl evenmin is gesteld of gebleken dat klaagster haar postbusnummer destijds reeds aan de gerechtsdeurwaarder kenbaar had gemaakt, nog afgezien van het feit dat een dagvaarding niet kan worden betekend aan een postbusnummer. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet met aanvulling van de gronden ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. A. Sissing en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.