ECLI:NL:TGDKG:2014:38 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW460.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:38
Datum uitspraak: 25-02-2014
Datum publicatie: 23-05-2014
Zaaknummer(s): GDW460.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Nakosten, dossier- en afwikkelingskosten en verdeelkosten. Uit (het systeem van) de wet en rechtspraak volgt dat de nakosten toekomen aan de partij die beschikt over een vonnis waarin ten laste van zijn of haar wederpartij een kostenveroordeling is uitgesproken. In dit geval was dit dus klaagster en niet de gerechtsdeurwaarder. Onder de in de uitspraak vermelde genoemde omstandigheden is het aanspraak maken op vergoeding van dossier- en afwikkelingskosten niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat er geen extra posten worden gemaakt om een klein bedrag aan verdeelkosten te innen is begrijpelijk, maar niet betamelijk is het om die kosten dan maar zonder overleg met klaagster voor haar rekening te laten. Voor de gronde klachtonderdelen wordt de maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 februari 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 460.2013 ingediend door:

[     ],

advocaat te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [      ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 19 juni 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 1 juli 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 14 januari 2014 alwaar klaagster is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 25 februari 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Bij vonnis van 20 november 2012 is een schuldenaar van klaagster bij verstek veroordeeld tot betaling van een geldsom en is hij in de kosten veroordeeld.

b)      Bij brief van 9 januari 2013 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht een onderzoek te doen naar de vraag of de schuldenaar verhaal bood en indien verhaal mogelijk was, het vonnis te betekenen en de betaling aan te zeggen.

c)      Bij brief van 17 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster de opdracht bevestigd en heeft haar verzocht akkoord te gaan met openbare betekening van het vonnis. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster het volgende medegedeeld: “Wij nemen aan dat u bekend bent met onze tarieven. Om misverstanden te voorkomen, wijzen wij er op dat door ons geen zaken worden behandeld op basis van no cure no pay. De opdrachtgever is altijd gehouden om deze kosten, waaronder provisie over de door de debiteur betaalde bedragen, te voldoen ook al geven eventuele handelsvoorwaarden het recht deze op de wederpartij te verhalen.”

d)     De gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis openbaar betekend en loonbeslag ten laste van de schuldenaar gelegd.  

e)      Bij brief van 5 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster medegedeeld dat de vordering was voldaan en haar de afwikkelingsnota gestuurd.  

f)       Bij e-mail van 10 juni 2013 heeft klaagster aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zij zich niet kan vinden in de afwikkelingsnota.

g)      Bij brief van 10 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder op de bezwaren van klaagster tegen de afwikkelingsnota gereageerd.

2. De klacht

Op gronden als in de klacht omschreven verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij a) heeft geweigerd om de geïncasseerde nakosten aan haar uit te keren, b) ten onrechte dossier- en afwikkelingskosten in rekening heeft gebracht en c) ten onrechte verdeelkosten in rekening heeft gebracht en niet alle verdeelkosten heeft geïncasseerd. Ter zitting heeft klaagster haar klacht dat ten onrechte verdeelkosten in rekening zijn gebracht ingetrokken, maar haar klacht dat niet alle verdeelkosten zijn geïncasseerd en wel aan haar zijn doorbelast gehandhaafd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Uit (het systeem van) de wet (art. 237 lid 4) en rechtspraak (LJN: BL1116 en LJN: BR2931) volgt dat de nakosten toekomen aan de partij die beschikt over een vonnis waarin ten laste van zijn of haar wederpartij een kostenveroordeling is uitgesproken. In dit geval was dit dus klaagster en niet de gerechtsdeurwaarder. Al hetgeen door de gerechtsdeurwaarder op dit onderdeel van de klacht is aangevoerd gaat aan dit gegeven voorbij en behoeft geen nadere bespreking. Dit klachtonderdeel is door klaagster terecht voorgesteld en treft doel.

4.3 Bij de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli 2001 zijn met behoud van waarborgen van de schuldenaar (bij wie terzake van ambtshandelingen alleen de Btag tarieven in rekening mogen worden gebracht) prijsafspraken tussen een opdrachtgever en een gerechtsdeurwaarder vrijgelaten. De grondslag daarvoor was gelegen in vergroting van het concurrentie mechanisme, waarbij aan de gerechtsdeurwaarder ruimte werd geboden om tot gedifferentieerde op de individuele opdrachtgever toegesneden prijsafspraken te komen. Op grond daarvan zijn de gerechtsdeurwaarder en de opdrachtgever volledig vrij iedere prijsafspraak te maken die hen goeddunkt. Blijkens de memorie van toelichting zal de tariefstelling echter wel altijd in een redelijke verhouding moeten staan tot de te leveren prestatie en kan excessieve tariefstelling leiden tot tuchtrechtelijke maatregelen (TK 1999-2000, 22 755, nr. 16 p.13 en LJN: AS8273).

4.4 Of de door de gerechtsdeurwaarder gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing zijn op de tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder gesloten overeenkomst is niet ter beoordeling van de Kamer maar aan de civiele rechter. Uit de feiten blijkt dat de gerechtsdeurwaarder in de opdrachtbevestiging de provisie uitdrukkelijk heeft vermeld. Uit de feiten blijkt ook dat, anders dan in de door klaagster vermelde uitspraak van de rechtbank Limburg, de opdracht van klaagster zich niet enkel heeft beperkt tot de uitvoering van een enkele ambtshandeling. De opdracht hield immers ook in het doen van een onderzoek of de schuldenaar verhaal bood. Vervolgens is de gerechtsdeurwaarder daarna verzocht executoriale maatregelen te treffen hetgeen door hem is gedaan en de gerechtsdeurwaarder heeft gelden geïncasseerd. Onder die omstandigheden - mede in aanmerking genomen dat het hier een professionele opdrachtgever betrof- is het niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder aanspraak maakt op vergoeding van dossier- en afwikkelingskosten. Dit klachtonderdeel dient als ongegrond te worden afgewezen.

4.5 De gerechtsdeurwaarder erkent dat de laatste termijn aan ‘verdeelkosten’ (bedoeld wordt de kosten voor de afwikkeling van een enkelvoudig derdenbeslag ex art. 3 Btag.) niet zijn geïncasseerd. Volgens hem voert het te ver om voor een openstaand bedrag van € 9,78 weer extra kosten te gaan maken. Dit laatste is naar het oordeel van de Kamer weliswaar begrijpelijk, maar niet betamelijk is om die kosten dan maar zonder overleg met klaagster voor haar rekening te laten. De Kamer acht dit tuchtrechtelijk laakbaar. Ook dit klachtonderdeel treft dus doel.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder voor het gegrond te verklaren deel van de klacht de navolgende maatregel op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

verklaart de klachtonderdelen a en c gegrond, met dien verstande dat klachtonderdeel c slechts gegrond is voor wat betreft het niet innen en het aan klaagster doorbelasten van de niet verhaalde kosten voor afwikkeling van een enkelvoudig derdenbeslag;

legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

wijst de klacht voor het overige af.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. A. Sissing en J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.