ECLI:NL:TGDKG:2014:35 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet530.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:35
Datum uitspraak: 28-01-2014
Datum publicatie: 07-03-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet530.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 4 juni 2013 met zaaknummer 152.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 530.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende, althans postbus houdende te [    ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [    ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 22 februari 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Op 19 maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 4 juni 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 11 juni 2013.

Bij brief van 21 juni 2013 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 december 2013 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 28 januari 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Eind maart 2012 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven om een door haar vervaardigde dagvaarding uit te brengen. De gerechtsdeurwaarder heeft de dagvaarding op 24 april 2012 uitgebracht. Op 3 november 2012 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht om voor het oproepen van een getuige zorg te dragen. De gerechtsdeurwaarder en klaagster hebben in de tussentijd veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd omtrent de nietigheden in de dagvaarding dan wel het ontbreken van het juiste woonadres van de getuige.

4. De oorspronkelijke klacht

In eerste aanleg heeft klaagster er - zakelijk weergegeven – over geklaagd dat de gerechtsdeurwaarder geweigerd heeft een dagvaarding uit te brengen. Uiteindelijk heeft het twee maanden geduurd voordat de betreffende dagvaarding werd uitgebracht. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder opzettelijk producties verwijderd, waardoor de bodemprocedure ernstig is verwaarloosd. Tot slot is er sprake van misbruik van macht c.q. bevoegdheid, omdat de gerechtsdeurwaarder geweigerd heeft een getuige op te roepen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat klaagster zich eind maart 2012 tot de gerechtsdeurwaarder heeft gewend met het verzoek de door haar vervaardigde dagvaarding uit te brengen. Tussen dit moment en het daadwerkelijk uitbrengen van de dagvaarding is een periode van drieënhalve week verstreken, omdat de dagvaarding onvolkomenheden bevatte. Het herstellen daarvan - kennelijk onverplicht en op eigen kosten door de gerechtsdeurwaarder verricht - kan genoemd tijdsverloop verklaren. Nu klaagster slechts opdracht had gegeven om de dagvaarding uit te brengen kan de opgelopen vertraging de gerechtsdeurwaarder niet worden aangerekend.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat uit de  e-mails van 1 en 17 april 2012 (bijlagen 2 en 3 bij het verweerschrift) kan worden opgemaakt dat klaagster zelf heeft zorggedragen voor het kopiëren van alle producties. Wanneer er onverhoopt een fout is gemaakt bij het kopiëren van de producties, dan dienen de gevolgen hiervan voor rekening van klaagster te komen.

5.3 Daarnaast heeft de voorzitter overwogen dat voor het oproepen van getuigen noodzakelijk is dat de opdrachtgever hiertoe correcte en volledige gegevens aanlevert. Dit geldt temeer nu het hier gaat om een door klaagster verstrekte losse opdracht, waarbij dus niet de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het dossier bij de gerechtsdeurwaarder is komen te liggen, maar enkel de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de door klaagster verzochte handeling(en). Nu uit het klaagschrift kan worden opgemaakt dat klaagster niet over het juiste woonadres van de getuige beschikte, kon de gerechtsdeurwaarder niet tot de verlangde oproeping over gaan. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake, aldus de voorzitter.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder opzettelijk de producties 30 t/m 36 uit de dagvaarding heeft gehaald althans niet heeft aangebracht. Klaagster heeft in verzet verder aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder haar ten onrechte de schuld heeft gegeven van het feit dat de producties niet waren aangeleverd. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder niet alleen de opdracht gegeven om de dagvaarding uit te brengen, maar ook om de inhoud te controleren. Daarnaast houdt klaagster haar klacht staande dat de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd om de getuige op te roepen dan wel het adres bij de gemeente op te vragen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Dat de gerechtsdeurwaarder met opzet het uitbrengen van de dagvaarding heeft gerekt, is door klaagster niet met feiten onderbouwd en ook niet anderszins gebleken. Hetzelfde geldt ten aanzien van hetgeen door klaagster wordt gesteld met betrekking tot de bij de dagvaarding behorende producties. Dat de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd het adres van de getuige bij de gemeente op te vragen is door de gerechtsdeurwaarder gemotiveerd bestreden. Het adres van de getuige is wel opgevraagd maar de door klaagster opgegeven naam kon in de GBA niet worden gevonden. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer daarom niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en het verzet zal ongegrond worden verklaard.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.