ECLI:NL:TGDKG:2014:33 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet405.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:33
Datum uitspraak: 25-02-2014
Datum publicatie: 07-03-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet405.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 

Beslissing van 25 februari 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 7 mei  2013 met nummer 146.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 405.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

  1. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

gemachtigde: [     ],

en

2 [     ],

gerechtsdeurwaarder te,

gemachtigde: [     ],

hierna de gerechtsdeurwaarders dan wel gerechtsdeurwaarder sub 1 en/of  2.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 22 mei 2013 aan klager verzonden.

Op 28 mei 2013 is het tegen de beslissing van de voorzitter gerichte verzetschrift bij de Kamer ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 november 2013, alwaar klager en diens gemachtigde alsmede de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 2 verschenen zijn. Van de behandeling ter zitting is het aan deze beslissing gehechte proces-verbaal opgemaakt.

Partijen is schriftelijk meegedeeld dat de termijn waarop uitspraak zal worden gedaan is verlengd.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van deze beslissing, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De feiten

Gerechtsdeurwaarder sub 2 was belast met de incasso van een vordering op klager, waarover uitgebreid is gecorrespondeerd tussen klager en (de opdrachtgever van) de gerechtsdeurwaarders. Uiteindelijk is de vordering aangebracht bij de rechtbank [     ] die op 30 november 2011 een verstekvonnis ten laste van klager heeft gewezen.

Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft voormeld vonnis op 4 januari 2012 aan klager betekend met bevel aan de inhoud te voldoen. Daarbij is de - door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders gebruikte - juridische bijsluiter met betrekking tot het betekenen van een vonnis gevoegd.

Omdat klager niet voldeed aan het vonnis heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 op 16 april 2012 op verzoek van gerechtsdeurwaarder sub 2 ten laste van klager onder de gemeente [     ] beslag gelegd op klagers bijstandsuitkering.

Blijkens de daarop geplaatste stempels is op 24 januari 2013 een brief van klager ontvangen bij de rechtbank [     ] waarin hij verzet instelt tegen het verstekvonnis van 30 november 2011. De rechtbank [     ] heeft klager erop gewezen dat het verzet niet op deze wijze kan worden ingesteld.

Klager heeft vervolgens eind januari 2013 telefonisch contact gehad met een medewerkster van gerechtsdeurwaarder sub 1 over de te volgen procedure.

4. De inleidende klacht

De voorzitter heeft de klacht in die zin samengevat dat klager zich erover beklaagt dat de gerechtsdeurwaarders hem hebben misleid omtrent de nog openstaande rechtsmiddelen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘4.1 De enkele niet nader door klager onderbouwde stelling dat de gerechtsdeurwaarders hem hebben misleid omtrent de nog openstaande rechtsmiddelen is onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te kunnen stellen. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat uit de voormelde e-mail van 14 februari 2013 kan worden opgemaakt dat gerechtsdeurwaarder 2 bij de betekening van het verstekvonnis de bijsluiter van de KBvG heeft bijgesloten. In deze bijsluiter staat omschreven dat verzet dient te worden ingesteld door middel van het laten uitbrengen van een dagvaarding. Klager had dus kunnen weten dat met het sturen van een brief aan de rechtbank [     ] niet kon worden volstaan.’

6. De gronden van het verzet

De gronden van het verzet komen er – samengevat – op neer dat klager de Kamer verzoekt zijn klacht opnieuw te beoordelen. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarders een oneigenlijke vordering trachten te innen en hem misleidende informatie hebben verstrekt, waardoor hij niet op de juiste wijze verzet heeft kunnen instellen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1       Ten aanzien van klagers bezwaren tegen de onderliggende vordering merkt de Kamer op dat die bezwaren in een tuchtprocedure als deze niet aan de orde kunnen komen omdat een oordeel daarover is voorbehouden aan de burgerlijke rechter. Hier dient beoordeeld te worden of de gerechtsdeurwaarders zodanig laakbaar hebben gehandeld dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

7.2       Ten aanzien van de aan klager verstrekte informatie wordt als volgt overwogen. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft onweersproken gesteld dat bij de betekening van het verstekvonnis voormelde juridische bijsluiter was gevoegd. In die bijsluiter staat onder punt 1. duidelijk beschreven dat de termijn waarbinnen verzet moet worden ingesteld in beginsel vier weken is en dat verzet moet worden ingesteld door middel van een dagvaarding. Dat klager ondanks die informatie niet door middel van een dagvaarding maar door het schrijven van een brief aan de rechtbank verzet heeft ingesteld valt gerechtsdeurwaarder sub 2 niet te verwijten. Voor zover klager zich erover beklaagt dat gerechtsdeurwaarder sub 2 hem rauwelijks heeft gedagvaard overweegt de Kamer dat hiervan, gelet op de uitvoerige correspondentie voorafgaand aan de gerechtelijke procedure, niet is gebleken.

7.3       Nu gerechtsdeurwaarder sub 1 handelde in opdracht van gerechtsdeurwaarder sub 2 en vaststaat dat voormelde bijsluiter bij de betekening van het vonnis was bijgevoegd, valt ook gerechtsdeurwaarder sub 1 tuchtrechtelijk gezien geen verwijt te maken over de wijze waarop aan klager informatie is verstrekt ten aanzien van het instellen van verzet. Zelfs indien diens medewerkster in het telefoongesprek van eind januari 2013 slechts zou hebben gezegd dat verzet ingesteld moet worden bij de rechtbank, hetgeen gerechtsdeurwaarder sub 1 overigens betwist, kan dat niet tot een ander oordeel leiden, omdat die mededeling in de hiervoor geschetste omstandigheden voldoende was.

7.4       Gelet op vorenstaande is de Kamer van oordeel dat niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarders klager bewust op het verkeerde been hebben gezet zoals hij stelt. De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer dan ook geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Voorts bieden die gronden geen aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.