ECLI:NL:TGDKG:2014:263 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet413.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:263
Datum uitspraak: 28-10-2014
Datum publicatie: 27-02-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet413.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de  beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 oktober 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 27 mei 2014 met zaaknummer 994.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 413.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 4 december 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 2 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 27 mei 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 27 mei 2014.

Bij brief van 3 juni 2014, ingekomen op 5 juni 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 september 2014 alwaar klager en de gemachtigde van beklaagde zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 28 oktober 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kunnen worden ontvangen.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarder heeft een incassodossier ten laste van klager in behandeling. Bij vonnis van 19 september 2007 is klager veroordeeld tot betaling van een geldsom en de kosten van de procedure. Op 21 januari 2008 is een poging gedaan beslag roerende zaken te leggen. Hierna is een betalingsregeling met klager getroffen en is de incasso stopgezet in verband met de aan klager verleende schuldhulpverlening. Na beëindiging van de schuldhulpverlening zonder schone lei is de incasso hervat met een beslag onder de gemeente Breda op de uitkering van klager. Dit beslag is op 16 oktober 2013 opgeheven. Op 28 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een specificatie van het door hem verschuldigde bedrag en de kosten gegeven. Een door klager bij de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht is door de gerechtsdeurwaarder bij brief van 20 december 2013 beantwoord.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat door hem teveel gelden zijn ingehouden.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder uitgebreid en gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Alle voor deze klachtzaak relevante stukken zijn door de gerechtsdeurwaarder overgelegd. Uit die stukken blijkt niet dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbare fouten heeft gemaakt. De enkele door de gerechtsdeurwaarder zelf genoemde schrijffout in de brief van 28 oktober 2013 is daartoe niet voldoende. Dat de gemeente [     ] na opheffing van het beslag nog een bedrag heeft overgemaakt, kan niet de gerechtsdeurwaarder worden verweten.

Op grond van het verweer is de enkele, door geen enkel stuk onderbouwde, stelling van klager dat door de gerechtsdeurwaarder teveel gelden zijn ingehouden niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.  

6. De gronden van het verzet

Voor zover voor de beoordeling van belang heeft klager in verzet aangevoerd dat hij het niet met de beslissing van de voorzitter eens is. Klager heeft daartoe aangevoerd dat nadat de schuldsanering was beëindigd de gerechtsdeurwaarder niets van zich heeft laten horen tot aan het in 2013 gelegde beslag. De gerechtsdeurwaarder heeft ook meer dan 10% van zijn uitkering ingehouden.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 In verzet voert klager een nieuwe klacht aan die niet in de inleidende klachtbrief staat vermeld. Het betreft hier de klacht dat de gerechtsdeurwaarder meer dan 10% van zijn uitkering heeft ingehouden. Op grond van vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam kunnen nieuwe klachten niet voor het eerst in verzet worden aangevoerd. Klager kan in die klacht niet worden ontvangen.

7.2 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Hetgeen door klager verder in verzet is aangevoerd werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De door klager aangekondigde nieuwe bewijsstukken heeft de Kamer niet ontvangen. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klacht met betrekking tot de inhouding op zijn uitkering;

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en          mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van             28 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.