ECLI:NL:TGDKG:2014:262 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet390.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:262
Datum uitspraak: 28-10-2014
Datum publicatie: 27-02-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet390.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de  beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 oktober 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 27 mei 2014 met zaaknummer 54.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 390.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 1 februari 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 7 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 27 mei 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 27 mei 2013. Bij brief van 28 mei 2014, ingekomen op 3 juni 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 11 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een reactie gegeven op het verzetschrift en medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Bij brief van 6 september 2014 heeft klaagster medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 september 2014 alwaar niemand is verschenen. Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 oktober 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarder heeft een aantal incassodossiers in behandeling ten laste van eenzelfde debiteur. In enkele van die dossiers zijn vonnissen gewezen die aan de debiteur zijn betekend. De debiteur staat niet op een GBA adres ingeschreven. De vonnissen zijn betekend op een adres dat door de debiteur is opgegeven, waarna ten laste van de debiteur beslag is gelegd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder de debiteur op haar adres te vervolgen en te belagen. Klaagster wenst niet te dienen als verlengstuk van de gerechtsdeurwaarder en wenst in de toekomst verschoond te blijven van zijn pogingen haar daarin te betrekken.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat nog afgezien van de vraag of klaagster kan worden aangemerkt als belanghebbende zij op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd waarom hier sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen jegens haar. De klacht stuitte hier al op af.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij inderdaad geen belanghebbende is in deze zaak en het is de bedoeling dat dat zo blijft. Klaagster verzet zich er tegen dat haar adres dienst doet als distributiepunt voor gerechtsdeurwaarders. Deze hebben geen recht om op grond van aannames en veronderstellingen haar gasten of bezoekers lastig te vallen. Gerechtsdeurwaarders dienen debiteuren te benaderen op het adres waar zij volgens de gemeentelijke basisadministratie staan ingeschreven en niet mee te werken aan kwaadaardige intenties van hun opdrachtgevers.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Anders dan door klaagster aangevoerd hoeft een gerechtsdeurwaarder niet slechts het adres van de gemeentelijke basisadministratie als uitgangspunt te nemen bij de betekening van ambtelijke stukken. De feitelijke situatie kan de gerechtsdeurwaarder anders doen besluiten. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn brief van 11 augustus 2014, met verwijzing naar een door een aan hem toegevoegde kandidaat-gerechtsdeurwaarder van de betekening van een vonnis opgemaakt verslag, onbetreden aangevoerd dat de kandidaat gerechtsdeurwaarder op 3 juli 2014 de debiteur in persoon geeft aangetroffen op het adres van klaagster. Hetgeen door klaagster in verzet is aangevoerd werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en                mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van                        28 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.