ECLI:NL:TGDKG:2014:261 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDwverzet470.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:261
Datum uitspraak: 28-10-2014
Datum publicatie: 27-02-2015
Zaaknummer(s): GDwverzet470.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Beslagvrije voet en terugwerkende kracht. De Kamer is het met de  beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 oktober 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 15 oktober 2013 met zaaknummer 420.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 470.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 4 juni 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 25 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 15 oktober 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 23 oktober 2013.

Bij brief van 11 juni 2014 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 september 2014 alwaar de gemachtigde van beklaagde is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 28 oktober 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Vanwege een onvolledige adressering heeft klager eerst kennis genomen van de voorzittersbeslissing nadat deze hem op 6 juni 2013 op het juiste adres is toegezonden. Daarop heeft klager op 11 juni 2014 verzet ingesteld tegen de voorzittersbeslissing. Dat is binnen de termijn van veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat klager in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarder heeft ten laste van klager beslag gelegd op zijn WAO-uitkering. Op 10 augustus 2010 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht de beslagvrije voet voor gehuwden toe te passen. Na ontvangen informatie heeft de gerechtsdeurwaarder klager op 30 augustus 2010 medegedeeld dat te doen vanaf        1 mei 2010. Wegens vertrek van klager naar [     ] is de beslagvrije voet vastgesteld op 0,00.  De kantonrechter te [     ] heeft bij beschikking van 18 november 2010 bepaald dat de voor klager te hanteren beslagvrije voet gelijk dient te zijn aan de norm voor een echtpaar waarvan beide partners ouder zijn dan 21 jaar, op dat moment een bedrag van € 1.173,93 per maand. In 2011 is door klager wederom met de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd over de beslagvrije voet. Op 15 mei 2013 heeft klager de gerechtsdeurwaarder opnieuw benaderd over de beslagvrije voet waarop deze op 24 mei 2013 is aangepast.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze zijn volledige vakantiegeld in beslag heeft genomen zonder daarbij rekening te houden met een beslagvrije voet. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet niet met terugwerkende kracht aangepast vanwege het feit dat klager vanaf 29 april 2010 gehuwd was en vanaf die datum de norm voor gehuwden toegepast had moeten worden. Ook is in 2012 geen rekening gehouden met de woonkosten en is de beslagvrije voet niet met terugwerkende kracht aangepast. Er wordt door de gerechtsdeurwaarder onterecht gesteld dat over 2012 geen herberekening meer zal plaatsvinden nu de informatie niet binnen een redelijke termijn door klager aan de gerechtsdeurwaarder bekend is gemaakt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder uitgebreid en gemotiveerd verweer heeft gevoerd en de voor deze zaak relevante stukken heeft overgelegd. Uit dat verweer en de stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder adequaat heeft gereageerd op de verzoeken van klager. De beslagvrije voet is door de gerechtsdeurwaarder diverse malen met terugwerkende kracht aangepast. Uit de stukken blijkt ook dat klager herhaaldelijk is gewezen op het feit dat het essentieel was dat hij de gerechtsdeurwaarder zou informeren in geval van gewijzigde omstandigheden. De gerechtsdeurwaarder stelt in 2012 geen enkele informatie van klager te hebben ontvangen. Klager heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat dit anders is.

5.2 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat uit de door de gerechtsdeurwaarder in zijn verweer genoemde rechtspraak van de Kamer en zijn verweer dat de in 2012 in beslaggenomen gelden zijn afgedragen, volgt dat het door de gerechtsdeurwaarder ingenomen standpunt, dat geen herberekening en terugbetaling over 2012 zal plaatsvinden, niet tuchtrechtelijk laakbaar is. Voor zover klager het hier niet mee eens is, dient hij dit voor te leggen aan de gewone rechter.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat, anders dan in de voorzittersbeslissing vermeld, hij zijn uitkering niet bruto/netto ontvangt. Klager draagt in Nederland gewoon loonbelasting af en tevens ziektekostenpremie en AWBZ buitenlandbijdrage, dus er is geen sprake van bruto/netto. De gerechtsdeurwaarder stelt dat er geen correctie kon worden gemaakt in mei 2013 over een situatie ontstaan in 2012. In 2008-2009 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht een staat op te geven van inkomsten en uitgaven. Op grond daarvan is toen een beslagvrije voet vastgesteld maar klager was toen nog woonachtig in Nederland en met de huur en de daarop ontvangen subsidie is er geen ruimte voor verrekening van de woonkosten. Klager heeft Nederland in 2011 verlaten en in 2011 zijn door UWV geen gelden afgedragen. In 2012 is al zijn vakantiegeld afgedragen. In mei 2013 is klager erachter gekomen dat, gezien de hoogte van zijn huur en het niet ontvangen van huursubsidie, hij recht op correctie had. De gerechtsdeurwaarder wees dat direct af omdat de ontvangen gelden in 2012 al doorberekend waren. Klager vindt dat geen geldig excuus. Daarnaast was de gerechtsdeurwaarder nog in bezit van de in 2013 uit het beslag geïnde gelden en had daarmee een correctie kunnen doen. In juli 2013 heeft klager gemeld dat zijn beslagvrije voet niet juist is vastgesteld en UWV teveel heeft afgedragen. In dit geval is wel een correctie toegepast. Klager is van mening dat er met twee maten wordt gemeten. De verwijzing naar de uitspraak van de kantonrechter te [     ] betreft een individuele zaak. Klager heeft binnen een jaar gereageerd. Klager vindt de beslissing van de voorzitter niet transparant, en hij is van mening dat in de wet grote mazen zitten en de wet onredelijk is.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 In de voorzittersbeslissing staat ten onrechte in de feiten opgenomen dat klager zijn uitkering bruto ontving. Dat kan echter niet leiden tot vernietiging van de voorzittersbeslissing. Ook hetgeen overigens door klager in verzet is aangevoerd kan daartoe niet leiden. Uit de door de gerechtsdeurwaarder als bijlage 1 van het inleidende verweer overgelegde stukken blijkt dat de beslagvrije voet in 2010 met terugwerkende kracht is aangepast naar de norm gehuwden. Uit de stukken blijkt niet, althans klager heeft dat niet onderbouwd, dat in 2012 teveel is afgedragen vanwege de huurkosten van klager. Klager stelt zelf in zijn inleidende klacht dat de gerechtsdeurwaarder wellicht niet op de hoogte was van zijn huurkosten. Als de onbekendheid met gewijzigde omstandigheden te wijten is aan (toerekenbaar) onjuiste of onvolledige inlichtingen van de zijde van de beslagene, bestaat voor een wijziging met terugwerkende kracht geen aanleiding  Kamerstukken II 2007-2008, 24 515, nr. 138, p. 3-4). Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder in zijn verweer terecht verwezen naar jurisprudentie waaruit blijkt dat voor terugwerkende kracht geen plaats is voor gelden die al naar de opdrachtgever zijn overgemaakt.

7.2 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Hetgeen door klager in verzet is aangevoerd werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en          mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van            28 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.