ECLI:NL:TGDKG:2014:26 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet439.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:26
Datum uitspraak: 14-01-2014
Datum publicatie: 07-03-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet439.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 4 juni 2013 met zaaknummer 163.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 493.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 1 maart 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Op 20 maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 4 juni 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 7 juni 2013.

Bij brief van 15 juni 2013, binnengekomen op 18 juni 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 november 2013 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 14 januari 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Klager is bij vonnis van 21 januari 2004 veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding c.q. smartengeld. De gerechtsdeurwaarder heeft de opdracht gekregen het vonnis ten uitvoer te leggen. Medio maart 2004 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de WAO-uitkering van klager. Het UWV heeft bij brief van 27 februari 2013 aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat klager geen uitkering meer ontvangt. Bij brief van 27 februari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gesommeerd om vrijwillig het (restant)verschuldigde te voldoen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de brief van 27 februari 2013 elke grondslag mist en onnodig dreigend is.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat gezien de reikwijdte van de aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte opdracht, hij direct nieuwe executiemaatregelen had kunnen treffen, zoals het leggen van beslag op de AOW-uitkering die klager kennelijk inmiddels ontvangt. In plaats hiervan heeft de gerechtsdeurwaarder klager bij brief van 27 februari 2013 geheel onverplicht in de gelegenheid gesteld zijn verplichtingen op eigen initiatief na te komen en zo een nieuw beslag te voorkomen. Niet valt in te zien op welke wijze dit handelen als klachtwaardig kan worden aangemerkt. Dat de betreffende brief geen naam van de dossierbehandelaar vermeldt, doet aan het vorenstaande niets af. In de brief zijn immers duidelijk de contactgegevens van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder vermeld, zodat het klager voldoende duidelijk was op welke wijze hij zich tot de gerechtsdeurwaarder kon wenden. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken

6. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Klager is nog steeds van mening dat de brief onnodig dreigend is. Klager is verder van mening dat hij in een telefoongesprek met een medewerkster van de gerechtsdeurwaarder bevooroordeeld en onfatsoenlijk is behandeld.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Voor zover door klager in verzet klachten zijn geuit die niet in de inleidende klacht aan de orde zijn gesteld, kunnen deze niet in behandeling worden genomen. Nieuwe klachten kunnen niet voor het eerst in verzet aan de orde worden gesteld.

7.2 Het door klager ingestelde verzet kan niet slagen. De Kamer is het met de voorzitter eens dat de gerechtsdeurwaarder direct nieuwe executiemaatregelen had kunnen treffen. De gerechtsdeurwaarder heeft klager echter eerst in de gelegenheid gesteld vrijwillig aan zijn verplichtingen op grond van het vonnis te voldoen. De aan klager verzonden brief was normaal van toon en kon geen aanleiding geven tot misverstanden. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter dan ook terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing en

mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.