ECLI:NL:TGDKG:2014:256 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet286.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:256
Datum uitspraak: 07-11-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet286.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 november 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 8 april 2014 met nummer 827.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 286.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te Den Haag,

klager,

gemachtigde: [     ]

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beslissing is bij brief van 17 april 2014 aan klager toegestuurd. Klager heeft hiertegen bij brief, ingekomen op 23 april 2014, verzet ingesteld. Het verzet is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 september 2014. Klager, bijgestaan door zijn schoonzuster [     ] en zijn gemachtigde, en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 november 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft een tegen klager gericht incasso-dossier in behandeling. De gerechtsdeurwaarder heeft op 5 februari 2013 twee titels aan klager betekend met bevel aan de inhoud van die titels te voldoen. Wegens het uitblijven van betaling is klager bij brief van 7 maart 2013 aangekondigd dat, indien hij  in gebreke zou blijven, executiemaatregelen zouden worden genomen. Bij brief van 7 mei 2013 is klager medegedeeld dat dan beslag op roerende zaken zou worden gelegd. Op 26 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder het UWV op klagers uitkering. Op 19 augustus 2013 heeft het UWV de gerechtsdeurwaarder bericht dat de uitkering van klager per 15 augustus 2013 was beëindigd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - te dreigen met een beslag op roerende zaken dat niet is uitgevoerd. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder voorts dat er beslag is gelegd op zijn uitkering, terwijl hij nooit heeft geweigerd te betalen. Hij heeft het toegezonden formulier inkomsten en uitgaven ingevuld en aan de gerechtsdeurwaarder overhandigd. Klager vindt het onterecht dat hij in gebreke wordt gesteld.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is, omdat het  voor de rechtmatigheid van de beslaglegging niet ter zake doet of de gerechtsdeurwaarder daadwerkelijk  het voornemen had tot het leggen van beslag.  De Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders immers verbiedt slechts dat  een gerechtsdeurwaarder  maatregelen  aankondigt die hij op dat moment niet daadwerkelijk kan nemen. In het onderhavige geval, het aankondigen van een beslag, dient de gerechtsdeurwaarder te beschikken over een toereikende titel. Vaststaat dat de gerechtsdeurwaarder daar over beschikte. Dat hij in plaats van het aangekondigde beslag op roerende zaken beslag op de uitkering van klager heeft gelegd, is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Voor zover juist is dat klager nooit expliciet heeft geweigerd te betalen, staat dat niet aan het beslag in de weg. Klager heeft immers evenmin betaald of een concrete betalingsregeling voorgesteld. Het enkele toezenden van een ingevuld formulier inkomsten en uitgaven is daartoe niet voldoende, aldus de voorzitter.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Zijn gemachtigde heeft ter zitting aan het verzetschrift toegevoegd dat het klager erom gaat dat de gerechtsdeurwaarder niet fatsoenlijk heeft gehandeld. Het beslag was niet terecht, want er is nooit geweigerd om te betalen. De gerechtsdeurwaarder heeft niet gekozen voor de minst ingrijpende vorm van beslaglegging, terwijl hij op de hoogte was van de omstandigheden van klager. Als een bepaalde beslaglegging wordt aangekondigd, zoals in dit geval op roerende zaken, dan moet bij brief worden meegedeeld dat die beslaglegging niet doorgaat. Dat is niet gebeurd terwijl daarvoor wel kosten zijn berekend.      

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat klager in verzet geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd. Hij heeft verwezen naar zijn eerdere verweer tegen de klacht. Aan klager is uitgelegd dat er niet zonder aankondiging vooraf zou worden overgegaan tot beslag op roerende zaken. Dat beslag heeft niet plaatsgevonden en er zijn ook geen kosten voor in rekening gebracht. Uit het beslag onder het UWV zijn geen afdrachten ontvangen. Op 5 augustus 2013 is de uitkering beëindigd. 

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Klager heeft in verzet de klacht deels uitgebreid met nieuwe klachtonderdelen en deels zijn klacht toegelicht. Nieuwe klachtonderdelen kunnen niet  in verzet worden aangevoerd. Het gaat erom dat een gerechtsdeurwaarder niet mag dreigen met executiemaatrelen die hij niet kan nemen. Ook in verzet is niet gebleken dat daarvan sprake is geweest. Het onderzoek in verzet heeft voor het overige naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, met welke beslissing de Kamer zich verenigt.

9.2 Het verzet is dan ook ongegrond.  

10  Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing en

M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.