ECLI:NL:TGDKG:2014:255 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDwverzet287.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:255
Datum uitspraak: 07-11-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer(s): GDwverzet287.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 november 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 8 april 2014 met nummer 828.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 287.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beslissing is bij brief van 14 april 2014 aan klager toegestuurd. Klager heeft hiertegen bij brief, ingekomen op 22 april 2014, verzet ingesteld. Het verzet is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 september 2014. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 november 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 31oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht gekregen om achterstallige huurpenningen ten laste van klager en diens vrouw te incas-seren. Diezelfde dag heeft de gerechtsdeurwaarder klager schriftelijk tot betaling gesommeerd.

-           Op 5 november 2012 heeft gerechtsdeurwaarder schriftelijk ingestemd met de door klager voorgestelde betalingsregeling van € 300,00 per maand.

-           Op 7 november 2012 heeft klager telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en verzocht om een specificatie van de vordering. De gerechtsdeurwaarder heeft diezelfde dag aan dit verzoek gehoor gegeven.

-           Bij brief van 5 december 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klager nogmaals tot betaling gesommeerd, omdat de overeengekomen betalingsregeling van    5 november 2012 niet was nagekomen.

-           Op 11 december 2012 heeft klager telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en medegedeeld dat hij een lening heeft aan-gevraagd en dat hij één week later weer contact op zou nemen om aan te geven of zijn aanvraag was gehonoreerd.

-           Op 17 december 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder wederom een sommatie aan klager doen toekomen, omdat er geen contact was opgenomen.

-           Op 19 december 2012 heeft klager telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en een voorstel tegen finale kwijting gedaan. Dit voorstel heeft klager, ondanks toezegging daartoe, niet op papier gezet.

-           Op 2 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager nogmaals tot betaling gesommeerd.

-           Op 14 februari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een dagvaarding aan klager in persoon betekend tegen 5 maart 2013.

-           Op 18 april 2013 heeft in die zaak een comparitie van partijen plaatsgevonden. Tijdens de comparitie van partijen is overeengekomen dat er vonnis zou worden gewezen, waarbij de ontruiming en ontbinding uitgesproken zou worden, naast toewijzing van de andere vorderingen. Het vonnis zou alleen dan niet ten uitvoer worden gelegd, indien de overeengekomen betalingsregeling van € 700,00 per maand en de maandelijkse huurpenningen tijdig door klager betaald zouden worden.

-           Op 28 mei 2013 is het vonnis ten laste van klager gewezen.

-           De tijdens de comparitie van partijen overeengekomen betalingsregeling is niet door klager nagekomen.

-           Op 6 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 12 juni 2013 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij de tijdens de comparitie van partijen overeengekomen betalingsregeling niet kon nakomen en dat hij aan het einde van de maand € 2.000,00 ineens zou voldoen. Deze toezegging  is klager niet nagekomen.

-           Op 30 juli 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager bevel tot betaling gedaan, met aanzegging dat indien aan dit bevel geen gehoor zou worden gegeven op 14 augustus 2013 dwangmatige ontruiming zou plaatsvinden. De datum van de ontruiming is nadien verplaatst naar 21 augustus 2013. De ontruiming heeft uiteindelijk geen doorgang gevonden, omdat er op 28 en 30 augustus 2013 betalingen hebben plaatsgevonden.

-                      Op 20 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder voor het restant verschuldigde loonbeslag ten laste van de echtgenote van klager gelegd.

-           In de tussentijd heeft klager meerdere malen telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder heeft toegezegd dat het restant verschuldigde zonder loon-beslag en middels een betalingsregeling afgewikkeld zou worden;

b: de gerechtsdeurwaarder een respectloze opmerking over zijn vrouw heeft gemaakt;

c: de gerechtsdeurwaarder hem respectloos en zonder emoties heeft behandeld.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a heeft de voorzitter overwogen dat de enkele niet met bewijs door klager onderbouwde stelling dat de deurwaarder heeft toegezegd dat het restant verschuldigde zonder loonbeslag en middels een betalingsregeling zou worden afgewikkeld, is tegenover de uitdrukkelijke betwisting van de kant van de gerechtsdeurwaarder onvoldoende is om zodanige toezegging als vaststaand aan te nemen. Alleen al daarom kan op dit onderdeel tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet worden vastgesteld.

5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder het gestelde met betrekking tot de respectloze opmerking over de vrouw van klager uitdrukkelijk heeft ontkend. Nu klager bovendien niet nader heeft onderbouwd wat de respectloze opmerking over zijn vrouw behelsde, kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. In ieder geval blijkt uit de door klager overgelegde correspondentie niet van enige respectloze opmerking door de gerechtsdeurwaarder. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld, dient dit onderdeel van de klacht als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

5.3 Met betrekking tot klachtonderdeel c heeft de voorzitter overwogen dat uit de hiervoor vermelde feiten omstandigheden kan worden opgemaakt dat klager keer op keer het voordeel van de twijfel heeft gekregen, in die zin dat hem elke keer weer uitstel is verleend om aan zijn  betalingsverplichting te voldoen. De stelling van klager dat de gerechtsdeurwaarder hem respectloos en zonder emoties heeft behandeld, is dan ook niet houdbaar.

5.4. De voorzitter was van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft zonder emotie gewerkt, hem onder druk gezet en hem respectloos behandeld. Klager heeft ter zitting toegelicht dat de medewerker van de opdrachtgever hem heeft bevestigd dat er na betaling van een bedrag van € 7.000,00, geen executiemaatregelen zouden volgen. De gerechtsdeurwaarder heeft later bevestigd dat in dat geval geen loonbeslag zou volgen. Daarom heeft klager voor dat bedrag een lening afgesloten.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat klager in verzet geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd. Hij heeft verwezen naar zijn eerdere verweer. Uit het verzet blijkt ook dat het standpunt van klager dat de gerechtsdeurwaarder zou hebben toegezegd dat er geen loonbeslag zou worden gelegd, niet juist is. In verzet verwijst klager immers naar een toezegging die door een medewerker van de opdrachtgever zou zijn gedaan. Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft hij  die medewerker  een loonbeslag geadviseerd  Betrokkene was blij met dat advies, zo blijkt uit een e-mail die de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft overgelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft weersproken dat hij tegen klager gezegd zou hebben dat er nooit executiemaatregelen zouden worden getroffen. De medewerker van de opdrachtgever heeft hem desgevraagd bevestigd dat ook hij dat niet tegen klager heeft gezegd. Tot slot heeft de gerechtsdeurwaarder weersproken dat hij een onheuse opmerking tegen klager heeft gemaakt.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, met welke beslissing de Kamer zich verenigt.

9.2 Het verzet is dan ook ongegrond.  

10 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing en

M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.