ECLI:NL:TGDKG:2014:253 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW7en87.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:253
Datum uitspraak: 16-12-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer(s): GDW7en87.2014
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Klachten uit samenwerkingsovereenkomst. Vergeefs beslag. Retourneren stukken. Naar het oordeel van de Kamer hadden niet de volledige kosten van het beslag bij klaagster in rekening mogen worden gebracht, nu partijen waren overeengekomen dat het schuldenaarstarief zou worden gehanteerd. Een termijn van 4 maanden voor retournering van de gevraagde exploten kan niet als een redelijke termijn worden beschouwd. In plaats van te reageren op door klaagster telefonisch en per e-mail gedane verzoeken, wordt eerst bij verweer een beroep gedaan op het retentierecht. Twee klachtonderdelen gegrond. Maatregel van berisping opgelegd. Hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 16 december 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummers 71 en 87.2014 van:

De vennootschap onder firma [     ],

gevestigd te [     ],

klaagster,

vertegenwoordigd door[     ],

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 10 februari 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 10 maart 2014 heeft klaagster een aanvullende klacht ingediend.

Bij brief van 11 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 25 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2014 in aanwezigheid van de vertegenwoordiger van klaagster.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 18 november 2014 en nader bepaald op 16 december 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Klaagster en de gerechtsdeurwaarder hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarbij de gerechtsdeurwaarder vorderingen van klaagster (buiten)gerechtelijk tracht te incasseren.

b)      Klaagster heeft op 25 september 2012 de gerechtsdeurwaarder een aantal schriftelijke vragen gesteld over gemaakte afspraken. De vragen zijn door de gerechtsdeurwaarder op 28 september 2012 beantwoord.

c)      Bij brief van 28 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster uitleg verschaft met betrekking tot de in rekening gebrachte afwikkelingskosten.

d)     Klaagster heeft op 28 november 2013, 31 januari 2014 en 10 februari 2014 de gerechtsdeurwaarder verzocht om de originele exploten te retourneren.

2. De klacht

Op gronden als in de klachtbrief van 10 februari 2014 vermeld verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder samengevat:

1.      De dossiers niet af te wikkelen conform de gemaakte afspraken door onterecht kosten in rekening te brengen.

2.      In een bepaald dossier kosten te maken door onder een onjuiste instantie beslag te leggen en die kosten volledig bij klaagster in rekening te brengen.

3.      Vier maanden te wachten met het retourneren van de door klaagster herhaaldelijk verzochte originele exploten.

In de klachtbrief van 10 maart 2014 verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder samengevat:

4.      Onzorgvuldig te handelen vanwege het feit dat bij de uiteindelijke geretourneerde exploten zich stukken van een andere cliënt van de gerechtsdeurwaarder, te weten een aanbiedingsbrief, een grosse van een vonnis en een origineel dagvaardingsexploot, bevinden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klachten

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet gerechtsdeurwaarders (waarnemend en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan daarom niet als beklaagde worden aangemerkt. Uit de stukken blijkt dat klaagster een overeenkomst had met het kantoor van [     ] te [     ] en klaagster heeft gecommuniceerd met een medewerker van dat kantoor. Uit het door het kantoor ingediende verweerschrift volgt dat de in aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder als eindverantwoordelijke voor de met klaagster gemaakte afspraken kan worden aangemerkt. Deze gerechtsdeurwaarder wordt aangemerkt als beklaagde.

4.2 Ter beoordeling staat of door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld in de zin van voormeld artikel.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel 1 geldt dat klaagster met de gerechtsdeurwaarder van mening verschilt over de tussen hen gemaakte afspraak over de in rekening te brengen kosten. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter inhoudelijke op dit civielrechtelijke geschil in te gaan. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder de overeenkomst uiteindelijk in het voordeel van klaagster uitgelegd. Dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel 2 moet de Kamer bij gebreke van onderliggende stukken uitgaan van hetgeen door klaagster en de gerechtsdeurwaarder daaromtrent naar voren is gebracht. De gerechtsdeurwaarder stelt in het verweer dat gepoogd is beslag te leggen onder de gemeente [     ]. Het beslag bleek tevergeefs omdat deze gemeente was opgegaan in een nieuwe samengevoegde entiteit. Onder punt 8 van de klacht heeft ook klaagster het over een vergeefs beslag. Uitgaande van een vergeefs beslag had de gerechtsdeurwaarder naar het oordeel van de Kamer niet de volledige kosten van het beslag bij klaagster in rekening mogen brengen, nu partijen waren overeengekomen dat het schuldenaarstarief (Btag.) zou worden gehanteerd. Dit klachtonderdeel is in zoverre terecht voorgesteld.

4.5 Dat geldt ook voor klachtonderdeel 3. De termijn van 4 maanden voor retournering van de gevraagde exploten kan niet als een redelijke termijn worden beschouwd. In plaats van te reageren op door klaagster telefonisch en per e-mail gedane verzoeken, wordt eerst bij verweer een beroep gedaan op het retentierecht.

4.6 De aanvullende klacht acht de Kamer niet gegrond. Het meesturen van stukken van een andere cliënt is inderdaad niet zorgvuldig, echter een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat, maakt zich daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat  tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. Dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht termen aanwezig voor de gegrond te verklaren klachtonderdelen na te melden maatregel op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klachtonderdelen 1 en 4 ongegrond;

-        verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. E.C. Smits en

mr. J.J.L. Boudewijn,  leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.