ECLI:NL:TGDKG:2014:251 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet1030.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:251
Datum uitspraak: 16-12-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet1030.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Verzet deels niet-ontvankelijk (nieuwe klacht), deels ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 december 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 29 oktober 2013 met zaaknummer 490.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 1030.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 4 juni 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Op 23 augustus 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 29 oktober 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 7 november 2013.

Bij brief van 20 november 2013 heeft klager op nader aan te voeren gronden verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 6 december 2013 heeft klager de gronden van het verzet ingediend.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 juli 2014 alwaar, klager, vergezeld van een tolk en zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.

Vervolgens is de behandeling aangehouden tot een nader te bepalen datum.

Bij brief van 10 oktober 2014 heeft de gemachtigde van klager aanvullende stukken overgelegd. De behandeling van het verzet is voortgezet ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2014. Klager, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 18 november 2014 en nader bepaald op 16 december 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarder is belast met de ten uitvoerlegging van een tegen klager door de kantonrechter te [     ] op 13 februari 2001 gewezen vonnis. Bij vonnis van 5 september 2002 is voormeld vonnis door de rechtbank [     ] bekrachtigd. Bij exploot van 17 juli 2004 is het vonnis aan klager betekend. Bij exploot van 29 december 2004 is ten laste van klager beslag gelegd onder de gemeente [     ] op de uitkering van klager. Vanaf juli 2006 tot en met mei 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder uit dat beslag geen gelden ontvangen vanwege een preferente vordering van de Sociale Dienst. Op de uitkeringsspecificatie van de Sociale Dienst aan klager stond deze (maandelijkse) inhouding ad € 43,12 vermeld onder de noemer Aflossing SoZaWe-schuld. In juli 2006 heeft het UWV GAK, kantoor [     ] zich bij de gerechtsdeurwaarder gemeld vanwege een terugvordering op klager. De terugvorderingsbeslissing is bij brief van 28 oktober 2002 door het UWV GAK aan klager medegedeeld. Bij brief van 14 november 2012 heeft de advocaat van klager de gerechtsdeurwaarder verzocht antwoord te geven op de vraag waarom de door de advocaat verzonden overzichten niet correspondeerden met de door de gerechtsdeurwaarder verstrekte overzichten en hoeveel de resterende openstaande vordering bedroeg. Bij brief van 30 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder deze brief beantwoord. Bij brief van 24 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een specificatie verzonden van de door klager verschuldigde bedragen. Bij e-mail van 7 juni 2013 heeft de advocaat van klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij naar aanleiding van de brief van 30 november 2012 meermalen met klager heeft afgestemd, hetgeen er in had geresulteerd dat de discussie kon worden beperkt tot de in de e-mail omschreven punten. Bij brief van 10 juli 2013 is de gerechtsdeurwaarder gedetailleerd op voormelde punten ingegaan.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze:

a)      ten onrechte de executie nog niet heeft beëindigd, omdat klager alle verschuldigde bedragen reeds in 2010 aan de gerechtsdeurwaarder heeft voldaan;

b)      een beslaglegging ten onrechte nog niet heeft opgeheven;

c)      op basis van het gelegde beslag ontvangen afdrachten heeft doen verdwijnen en niet op de schuld heeft afgeboekt;

d)     ten onrechte verdeelkosten in rekening heeft gebracht

e)      zich jegens andere beslagleggers niet correct heeft gedragen;

f)       aan klager rechtsmiddelen heeft onthouden;

g)      geen deugdelijke administratie voert;

h)      geen contact met de advocaat van klager heeft willen onderhouden.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder uitgebreid en gemotiveerd verweer heeft gevoerd en alle voor deze zaak relevante stukken heeft overgelegd. Daaruit kan niet worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder fouten heeft gemaakt. Op grond van dat verweer, in het bijzonder met de brief van 10 juli 2013, waarbij de gerechtsdeurwaarder zijn handelwijze uitgebreid heeft toegelicht, zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Mede omdat klager zijn verschillende klachtonderdelen niet, dan wel onvoldoende heeft geconcretiseerd.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat zijn voormalige advocaat op 14 november 2012 onder overlegging van de nodige overzichten, de gerechtsdeurwaarder heeft verzocht om uitleg te geven betreffende de middels diverse beslagen ontvangen gelden. Volgens productie 13 van het verweerschrift is echter pas op 10 juli 2013, derhalve 8 maanden later gedocumenteerd op de inhoud van het schrijven van zijn advocaat ingegaan. Een dergelijke late reactie is verwijtbaar lang, doch in de bestreden beschikking is daarover niets terug te vinden.

6.2 Verder heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder de ontvangen gelden over verschillende dossiers heeft verdeeld. Volgens klager is hij hier niet van op te hoogte gesteld en had hij ook geen enkel vermoeden om welke vordering(en) het hier zou gaan. Volgens klager zou ook uit het schrijven van de gerechtsdeurwaarder van 24 mei 2013 blijken dat er geen andere lopende dossiers waren. Dat blijkt ook uit een schrijven van de BKR van 13 augustus 2010 en 8 april 2011 waaruit blijkt dat er nog slechts een krediet bij de Sociale Dienst liep. Van een lening van de Rabo bank was geen sprake. Aangenomen mag worden dat deze niet meer bestaat. Klager begrijpt niet dat die vordering nog steeds op zijn uitkering werd ingehouden.

6.3 Verder heeft klager aangevoerd dat hij informatie heeft gevraagd betreffende een dossier met nr. 210619. De gerechtsdeurwaarder heeft klager in een schrijven van 23 december 2002 bericht dat de gegevens niet meer opvraagbaar zijn in zijn computersysteem. Waarom dit niet meer mogelijk is, wordt niet aangegeven. De zorgvuldigheid welke de gerechtsdeurwaarder in acht dient te nemen bij de uitvoering van zijn opdracht, wordt door hem op deze wijze niet betracht. In de beschikking van de voorzitter wordt een dergelijk handelen ten onrechte niet als laakbaar gekwalificeerd.

6.4 In aanvulling op het verzet heeft klager aangevoerd dat hij met de door hem op 9 oktober 2014 ingediende stukken wil aantonen dat door de gerechtsdeurwaarder geen aandacht is besteed aan het feit dat aan de Nederlandse rechter en de gerechtsdeurwaarder geen rechtsmacht toekomt als gevolg van het feit dat hij [     ] militair was en later in diplomatieke dienst trad bij de [     ] ambassade. Daarnaast heeft klager willen aantonen in welke periode (1997-2003) hij samenwoonde met een partner die ook een inkomen had. Klager vindt het onjuist dat in die periode, die daar bezien vanuit zijn inkomenspositie meer voor in aanmerking kwam, door de gerechtsdeurwaarder geen actie is ondernomen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Alvorens tot een beoordeling van de gronden van het verzet over te gaan wordt overwogen dat in de verzetprocedure de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld (ECLI:NL:GHAMS:2014:2564). Klager dient in zijn klacht als vermeld onder 6.4 niet ontvankelijk te worden verklaard. Bovendien had klager het punt van de rechtsmacht moeten aanvoeren in de voor de kantonrechter en de rechtbank gevoerde procedures als vermeld onder de feiten. De gerechtsdeurwaarder is eerst in 2004 is verzocht het vonnis aan klager te betekenen en ten uitvoer te leggen, zodat ook het tweede argument klager niet kan baten.

7.2 Op de onder 6.1 vermelde grond wordt overwogen dat naar het oordeel van de Kamer de gerechtsdeurwaarder steeds adequaat heeft gereageerd naar klager en zijn voormalige advocaat. Uit een e-mail van 7 juni 2013 van de voormalige advocaat aan de gerechtsdeurwaarder blijkt dat de brief van de deurwaarder van 30 november 2012 meermalen met klager is besproken en dat die besprekingen ertoe hebben geleid dat de discussie kon worden beperkt tot de in de e-mail van 7 juni 2013 opgenoemde onderdelen. Die onderdelen zijn door de gerechtsdeurwaarder in zijn brief van 10 juli 2013 gedetailleerd beantwoord. Hieruit volgt dat de brief van de gerechtsdeurwaarder van 30 november 2012 kennelijk geen aanleiding heeft gegeven tot het eerder stellen van nadere vragen aan de gerechtsdeurwaarder. Deze aangevoerde grond faalt.

7.3 De onder 6.2 aangevoerde grond kan klager evenmin baten. De preferente vordering werd niet ingehouden door de gerechtsdeurwaarder maar door de Sociale Dienst zelf. Op de aan klager door de Sociale Dienst verzonden uitkeringsspecificaties stonden het bedrag en de reden van die inhouding vermeld. Van de vordering van UWV Gak was klager eveneens op de hoogte. Op grond van het enkele feit dat de vordering van de bank niet bij het BKR stond geregistreerd kan niet worden afgeleid dat uit hoofde van die vordering geen restant meer openstond. Ook deze grond faalt.

7.4 In de onder 6.3 aangevoerde grond kan klager niet worden ontvangen. Nog afgezien van het feit dat er in artikel 18 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet een wettelijke bewaartermijn is opgenomen, is de klacht over de brief van de gerechtsdeurwaarder van 23 december 2002 ingediend ver buiten de in de jurisprudentie ontwikkelde termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend (ECLI:NL:GHAMS:2009:BL4273). De voorzitter is in zijn in algemene termen gegeven beoordeling terecht niet afzonderlijk op dit klachtonderdeel ingegaan.

7.5 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter dan ook terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Hetgeen door klager in verzet is aangevoerd werpt geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet met verbetering van de motivering ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn onder 6.4 aangevoerde grond;

-        verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. E.C. Smits en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.