ECLI:NL:TGDKG:2014:250 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet599.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:250
Datum uitspraak: 16-12-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet599.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 december 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 29 juli 2014 met zaaknummer 154.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 599.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 8 maart 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 10 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 29 juli 2014 heeft de voorzitter de klacht van klaagster als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 11 augustus 2014.

Bij brief van 17 augustus 2014 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2014 in aanwezigheid van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 18 november 2014 en vervolgens nader bepaald op 16 december 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Bij vonnis van 16 maart 2011 zijn [     ] en klaagster (in conventie) veroordeeld tot betaling van een geldsom van € 15.732,26 vermeerderd met contractuele rente van 10,7% per jaar vanaf 7 augustus 2008 en is klaagster in conventie en reconventie in de proceskosten veroordeeld. Per 6 maart 2014 bedraagt het verschuldigde bedrag € 30.763,52. De gerechtsdeurwaarder is belast met de betekening en verdere tenuitvoerlegging van het vonnis. Het vonnis is op 18 mei 2011 in persoon aan klaagster betekend met bevel aan het vonnis te voldoen en met de aanzegging dat indien niet aan het bevel zou worden voldaan verdere tenuitvoerlegging van het vonnis zou volgen. De tenuitvoerlegging is opgeschort in verband met een door klaagster ingesteld hoger beroep. Op 21 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder in opdracht van haar opdrachtgever ten laste van [     ] beslag gelegd op de lijfrente onder [     ] levensverzekeringen en onder de Belastingdienst. Door klaagster en haar advocaat is bezwaar gemaakt tegen de gelegde beslagen en de vastgestelde beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft die bezwaren beantwoord en de beslagvrije voet aangepast.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder onterecht beslag te hebben gelegd op de pensioenuitkering en onder de Belastingdienst. Het betreft een in 2000 met [     ] gesloten (krediet)overeenkomst waarop volgens klaagster al een bedrag is betaald dat nooit op de vordering in mindering is gebracht. De overeenkomst is overgegaan naar de [     ] bank om eerder gemaakte fouten te camoufleren. Het incassobedrijf van [     ] heeft op 28 januari 2014 de gerechtsdeurwaarder ingeschakeld die gelijk beslag heeft gelegd. Het incassobedrijf geeft een voor klaagster onbekend contractnummer en andere bedragen aan de gerechtsdeurwaarder op. Dat heeft klaagster aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld evenals een mededeling van de [     ] bank dat de jaaropgave niet klopt. De gerechtsdeurwaarder doet hier echter niets mee.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de door klaagster gestelde betaling door de gerechtsdeurwaarder bij zijn opdrachtgever is geverifieerd. De opdrachtgever heeft aangegeven dat dit al in de procedure bij de rechtbank was besproken. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder hier verder onderzoek naar te doen. Hij is belast met de tenuitvoerlegging van het vonnis. Als klaagster het niet eens is met de tenuitvoerlegging van het aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde vonnis dient zij zich te wenden tot de gewone (executie)rechter. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg om dit te beoordelen.

5.2 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat het vonnis van 16 maart 2011, waarin klaagster tot betaling is veroordeeld, op 18 mei 2011 aan klaagster in persoon is betekend. Klaagster was derhalve op de hoogte van de inhoud van het vonnis en heeft zich vanaf die datum moeten realiseren dat bij niet tijdige voldoening aan het bij het betekeningsexploot gedane bevel tot betaling executiemaatregelen genomen zouden kunnen worden. De tenuitvoerlegging is vervolgens (hoewel het vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad was) opgeschort vanwege een door klaagster ingesteld hoger beroep. Het had op de weg van klaagster gelegen de gerechtsdeurwaarder te informeren over het feit dat het hoger beroep wegens het ontbreken van de memorie van grieven is geroyeerd. Dit heeft klaagster nagelaten, terwijl zij ook niet stelt te hebben getracht met de gerechtsdeurwaarder of zijn opdrachtgever tot een oplossing te komen. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is het feit dat er direct beslag is gelegd toen de opdrachtgever daarom verzocht, niet tuchtrechtelijk laakbaar.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster voor zover van belang aangevoerd dat het originele contract uit 2000 volgens klaagster niet rechtsgeldig was omdat de handtekening van de bank ontbreekt op het contract. Klaagster wijst erop dat voormeld contract in handen is geweest van diverse partijen en vervolgens weer naar de [     ] bank is gegaan. Volgens klaagster zijn de handtekeningen op het contract vervalst. Klaagster verwijst naar de door haar overgelegde stukken. In de procedure bij de rechtbank heeft de rechter [     ] opgedragen originele stukken in het geding te brengen. Omdat de originele stukken niet meer voorhanden waren is door de rechter een handschriftdeskundige ingeschakeld. Diens conclusie luidde dat de handtekening echt was maar de montage het document vals maakte. Bij de stukken bevindt zich ook een brief van [     ] dat ze het restant van 15.000 gulden zouden komen halen op 25 april 2001 en een geldopnamebewijs van 20 april 2001 waaruit blijkt dat door klaagster 15.000 gulden is opgenomen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De door klaagster in verzet aangevoerde gronden met betrekking tot de vervalste handtekeningen zijn aan de orde geweest in de procedure bij de rechtbank [     ]. Dit kan in de onderhavige tuchtprocedure niet opnieuw worden onderzocht. Dat geldt ook voor hetgeen door klaagster is aangevoerd met de gestelde betaling van het bedrag van 15.000 gulden. Hetgeen door klaagster in verzet is aangevoerd werpt dan ook geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. E.C. Smits en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.