ECLI:NL:TGDKG:2014:249 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet18.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:249
Datum uitspraak: 16-12-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet18.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 december 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 10 december 2013 met zaaknummer 641.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 18.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te ,

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 1 augustus 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 24 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 10 december 2013 heeft de voorzitter de klacht van klaagster als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 24 december 2014.

Bij brief van 2 januari 2014 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 8 januari 2014 heeft klaagster de gronden van het verzet aangevuld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2014

alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 18 november 2014, en nader bepaald op 16 december 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Op 11 mei 2011 heeft de Huurcommissie een beslissing ten nadele van klaagster gewezen. Op 6 juli 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder in opdracht van de curator van klaagster een dagvaarding betekend om in beroep te gaan tegen de beslissing van de Huurcommissie. De curator van klaagster had in de dagvaarding opgenomen dat de wederpartij domicilie had gekozen aan het adres [     ] te [     ]. Op 23 augustus 2011 heeft de curator van klaagster contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en medegedeeld dat er een verkeerd gekozen adres in de dagvaarding had gestaan en dat de dagvaarding niet bij de rechtbank was aangebracht. Diezelfde dag heeft de gerechtsdeurwaarder een herstelexploot uitgebracht. Bij vonnis van 20 december 2011 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de dagvaarding niet tijdig is uitgebracht en dat de beslissing van de Huurcommissie bindend is.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de dagvaarding van 6 juli 2011 op onjuiste wijze heeft betekend.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de curator van klaagster in de dagvaarding heeft opgenomen dat de wederpartij domicilie hadden gekozen aan de [     ] te [     ]. Aangezien de opdracht afkomstig was van een curator, mocht de gerechtsdeurwaarder er van uitgaan dat er goed was gekeken naar de juistheid van het adres. Gelet op het vorenstaande kan het de gerechtsdeurwaarder dan ook niet worden verweten dat de oorspronkelijke dagvaarding aan een onjuist adres is betekend.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd bij haar standpunt te blijven dat de dagvaarding verkeerd is betekend. Klaagster heeft daarover telefonisch contact opgenomen met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder en medegedeeld dat zij het exploot zelf aan de huurders had afgegeven op het juiste adres. Ook heeft klaagster verzocht de dagvaarding opnieuw aan het juiste adres te betekenen. Haar werd medegedeeld dat dat zij geen opdrachtgever was. In een aanvullend verzetschrift stelt klaagster dat haar werd meegedeeld dat op 7 juli 2011 een herstelexploot zou worden uitgebracht. Indien de dagvaarding op 7 juli 2011 was betekend, had de dagvaarding die dag ook bij de rechtbank moeten worden aangebracht. Het herstelexploot is niet tijdig uit- en aangebracht.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De klacht en het verzet wordt op naam gesteld van de gerechtsdeurwaarder onder wiens verantwoordelijkheid de dagvaarding is betekend.

7.2  Het verzet kan niet slagen. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op goede gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder mocht afgaan op de door de curator van klaagster, tevens advocaat, aangereikte dagvaarding met daarin opgenomen dat de wederpartij domicilie had gekozen aan de [     ] te [     ]. Een dergelijk gekozen adres kan de gerechtsdeurwaarder ook niet controleren, omdat het niet in openbare registers is geregistreerd. Het was ook de verantwoordelijkheid van de curator om de zaak bij de rechtbank aan te brengen. Dat geldt ook voor een herstelexploot. Dat de curator het herstelexploot te laat aan de gerechtsdeurwaarder heeft overhandigd, kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten. Dat de gerechtsdeurwaarder rechtstreeks aan klaagster heeft toegezegd al op 7 juli 2011 een herstelexploot uit te brengen is gemotiveerd weersproken en kan daarom door de Kamer niet worden vastgesteld.

7.3 Hetgeen door klaagster in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer dan ook geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer zal het verzet, met wijziging van de naam van de gerechtsdeurwaarder, ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. E.C. Smits en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.