ECLI:NL:TGDKG:2014:243 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet674.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:243
Datum uitspraak: 09-12-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet674.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 9 december 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van de voorzitter van 26 augustus 2014 met nummer 126.2014 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 674.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ]

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beschikking van de voorzitter is bij brief van  3 september 2014 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift ingekomen op  15 september 2014, heeft klaagster tegen de beschikking van de voorzitter verzet ingesteld. Bij brief met producties ingekomen op 21 oktober 2014 heeft klaagster haar verzet nader onderbouwd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2014, alwaar klaagster en haar gemachtigde  zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 december 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 22 augustus 2012 is een vonnis ten laste van klaagster gewezen.

-           Op 16 oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 24 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster tevergeefs bankbeslag gelegd.

-           Op 5 maart 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag op haar uitkering gelegd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich erover dat:

a: de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag onder de [     ] bank heeft gelegd, omdat zij geen contractuele relatie met deze bank zou hebben;

b: de gerechtsdeurwaarder de verkeerde beslagvrije voet toepast.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beschikking van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a heeft de voorzitter overwogen dat de [     ] in het verleden door de [     ]bank is overgenomen waardoor er wel degelijk sprake is van een contractuele relatie tussen klaagster en de [     ]bank. Het is dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder, op aangeven van zijn opdrachtgever, ten laste van klaagster getracht heeft bankbeslag onder juist deze bank te leggen.

5.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder met betrekking tot het beslag op de uitkering van klaagster tweede beslaglegger is. Indien klaagster het thans niet eens is met de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet, dient zij de eerste beslaglegger (de gemeente [     ]) te voorzien van alle relevante informatie en daarbij te vragen de beslagvrije voet aan te passen. Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert kan zij zich wenden tot de gewone rechter.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beschikking van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beschikking van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klaagster is het niet eens met de beschikking van de voorzitter. Deze beschikking is niet begrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd. Gelet op de moeilijke financiƫle omstandigheden waarin klaagster verkeert en waarvan de gerechtsdeurwaarder op de hoogte is, had hij die beslagen niet mogen leggen.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht. Volgens hem heeft klaagster in verzet geen aanvullende of nieuwe gronden gegeven. Er is vaak sprake van een moeizame verhouding met klaagster, maar met haar omstandigheden is wel degelijk rekening gehouden. De in rekening gebrachte kosten zijn volgens de geldende tarieven in rekening gebracht en zijn gebruikelijk.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beschikking van de voorzitter. Met welke beschikking de Kamer zich verenigt.

9.2 Ook in verzet is niet gebleken dat beslag is gelegd met het oog op het treffen van de uitkering. Nieuwe klachtonderdelen kunnen niet voor het eerst in verzet aan de orde worden gesteld.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESCHIKKING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, mr. Th.C.M. Hendriks-Jansen en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beschikking geen rechtsmiddel open.