ECLI:NL:TGDKG:2014:238 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet614.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:238
Datum uitspraak: 12-12-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet614.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het niet met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet gegrond. Verwerking betalingen niet goed verlopen. Namens de gerechtsdeurwaarder is toegegeven dat door hem niet kan worden aangetoond dat de betalingen uiteindelijk zijn verwerkt met inachtneming van de onderscheiden betaaldata. Dit is ook van belang in verband met de berekening van de verschuldigde rente. De gerechtsdeurwaarder had, gelet op de bewijsnood aan de kant van klagers, met behulp van zijn dossieruitdraai  moeten aantonen dat een aantal betalingen aan de schuldeiser van hemzelf afkomstig waren. De gerechtsdeurwaarder heeft zich echter halsstarrig op het standpunt gesteld dat klagers hun stellingen dienen te bewijzen. Klacht gegrond. Maatregel van berisping opgelegd.      

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 12 december 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van de voorzitter van 5 augustus 2014 met nummer 215.2014 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 614.2014 ingesteld door:

[     ] en [     ],

wonende te [     ],

klagers,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beschikking van de voorzitter is bij brief van 5 augustus 2014 aan klagers toegezonden. Bij op 18 augustus 2014 ingediend verzetschrift hebben klagers verzet ingesteld tegen deze beschikking. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van klagers en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is nader bepaald op 12 december 2014.

2. De feiten

Klagers zijn bij vonnis van 18 maart 2009 veroordeeld tot betaling. Omstreeks 8 oktober 2009 is de gerechtsdeurwaarder met de ten uitvoerlegging van het vonnis belast. Klagers hebben in de periode van 27 februari 2009 tot en met 20 augustus 2009 zes rechtstreekse betalingen gedaan aan de schuldeiser. In de periode van 7 februari 2010 tot en met 15 maart 2010 zijn nog drie bedragen voldaan door klagers tot een bedrag van € 1.250,00. Op 17 januari 2013 is er door de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder de werkgever.

3. De oorspronkelijke klacht

3.1 Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder in de eerste plaats dat deze hun betalingen niet correct heeft verwerkt. Daardoor is ook de rente niet juist berekend. De eerste zes betalingen zijn door de gerechtsdeurwaarder wel geboekt, maar niet met een valutadatum  van ruim een jaar na de betaling. De laatste drie bedragen zijn in het geheel niet geboekt. Volgens klagers stellen de gerechtsdeurwaarder zich ten onrechte op het standpunt dat  deze laatste betalingen tussentijdse betalingen zijn die hij zelf aan de schuldeiser heeft overgemaakt. Volgens klagers is dat niet juist, omdat uit het betalingsoverzicht van de schuldeiser blijkt dat dit rechtstreekse betalingen van klagers aan de schuldeiser zijn geweest.

3.2 Voorafgaand aan de beslaglegging is door klagers aan de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 9.950,00 betaald. In dit bedrag zijn de negen betalingen die hiervoor sub 3.1. zijn genoemd, niet meegerekend. Na de beslaglegging is via het beslag een bedrag van € 17.416,43 ingehouden. In het tweede onderdeel van de klacht verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder  dat deze heeft geweigerd om een duidelijk overzicht te verschaffen van de wijze waarop de betalingen zijn verwerkt.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De gerechtsdeurwaar-der erkent dat de zes rechtstreekse betalingen ten onrechte met valutadatum van   23 juli 2010 ten gunste van klagers zijn geboekt.

5. De beschikking van de voorzitter

De voorzitter is van oordeel dat de klacht ongegrond is. De bedragen, die waren betaald voordat de gerechtsdeurwaarder werd ingeschakeld, waren aanvankelijk niet op de schuld in mindering gebracht. De opdrachtgever had dit wel aan  de gerechtsdeurwaarder gemeld bij de toezending van de grosse van het vonnis omstreeks8 oktober 2009, maar door een fout op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder zijn die betalingen pas op 23 juli 2010 ten gunste van klagers verwerkt. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken, aldus de voorzitter.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klagers hebben het verzet tegen voormelde beschikking van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beschikking van de voorzitter, zodat zij in hun verzet kunnen worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

7.1 Klagers zijn het niet eens met de beschikking van de voorzitter. De voorzitter heeft de twee onderwerpen van de klacht niet duidelijk onderscheiden. Het eerste onderwerp van de klacht betreft de wijze waarop de zes rechtstreekse betalingen zijn verwerkt in de opstelling van de gerechtsdeurwaarder. Het tweede onderwerp van de klacht betreft de drie overige rechtstreekse betalingen en de vraag of die betalingen rechtstreeks door klagers zijn gedaan en in mindering strekken op hetgeen klagers aan de schuldeiser verschuldigd zijn, dan wel betalingen zijn die door de gerechtsdeurwaarder aan de schuldeiser zijn betaald als tussentijdse afdracht. De voorzitter heeft verzuimd een beschikking te nemen over het tweede onderwerp.

7.2 Uit het verweerschrift volgt dat de gerechtsdeurwaarder de zes betalingen, eerst na langdurig aandringen, aanvankelijk met valutadatum 23 juli 2010 ten gunste van klagers heeft geboekt. Uit de bij het verzetschrift overgelegde correspondentie blijkt dat deze mutatie in de administratie van de gerechtsdeurwaarder pas op 28 november 2013 heeft plaatsgevonden. De zes betalingen zijn uiteindelijk aangemerkt als te zijn betaald op 8 oktober 2009. Dit blijkt uit het door de gerechtsdeurwaarder op 26 juni 2014 meegezonden overzicht. Dat is nog steeds onjuist, nu die betalingen hebben plaatsgevonden in de periode 27 februari tot en met 20 augustus 2009. De gerechts-deurwaarder heeft onzorgvuldig gehandeld, doordat hij pas na veelvuldig en lang aandringen door klagers de onjuistheid van zijn verwerking(en) heeft ingezien. Bovendien heeft hij de Kamer onjuist geïnformeerd over het tijdstip van de verwerking.  

7.3 Met betrekking tot de overige drie betalingen heeft de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt gesteld dat klagers dienen te bewijzen dat zij rechtstreeks aan de schuldeiser hebben betaald. Klagers beschikken echter niet meer over (een afschrift van) de stortingsbewijzen. Zij beroepen zich bovendien op een brief van de schuldeiser van 5 augustus 2010 waarin de betalingen als rechtstreeks afkomstig van klagers zijn geboekt. De gerechtsdeurwaarder kan aan de hand van zijn financiële administratie aantonen dat zijn standpunt juist is, dat die betalingen door hem gedane afdrachten betreffen. De gerechtsdeurwaarder heeft echter geweigerd om zijn standpunt te onderbouwen. Aan dit tweede onderdeel van de klacht heeft de voorzitter geen aandacht besteed. Zijn beschikking moet daarom worden vernietigd.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar het verweer tegen de klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft de Kamer geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat zijn in de beschikking van de voorzitter. De Kamer acht het verzet daarom gegrond.

9.2 Ter zitting is namelijk gebleken dat de verwerking van de eerste zes betalingen, die aanvankelijk niet goed had plaatsgevonden, nadat de fout was opgemerkt opnieuw niet goed is verlopen. Namens de gerechtsdeurwaarder is toegegeven dat door hem niet kan worden aangetoond dat de betalingen uiteindelijk zijn verwerkt met inachtneming van de onderscheiden betaaldata. Dit is ook van belang in verband met de berekening van de verschuldigde rente. De Kamer acht het eerste onderdeel van de klacht hierom gegrond.

9.3 Ook het tweede onderdeel van de klacht is gegrond. De gerechtsdeurwaarder had, gelet op de bewijsnood aan de kant van klagers, met behulp van zijn dossieruitdraai  moeten aantonen dat deze drie betalingen aan de schuldeiser van hemzelf afkomstig waren. De gerechtsdeurwaarder heeft zich echter halsstarrig op het standpunt gesteld dat klagers hun stellingen dienen te bewijzen.      

9.4 Wegens de ernst van de gedragingen acht de Kamer oplegging van na te melden maatregel op zijn plaats.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     vernietigt de beschikking van de voorzitter;

-                     verklaart de klacht alsnog gegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beschikking kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beschikking hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.