ECLI:NL:TGDKG:2014:233 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet581.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:233
Datum uitspraak: 16-12-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet581.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Beslagvrije voet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 december 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 5 augustus 2014 met zaak-nummers 920.2013 en 38.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 581.2014 ingesteld door:

,

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brieven met bijlagen, ingekomen op 13 november 2013, 22 januari 2014 en

1 april 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechts-

deurwaarder.

Bij verweerschriften, ingekomen op 4 december 2013, 22 januari 2014 en 19 februari

2014 , heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij beslissing van 5 augustus 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk

ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter

toegezonden bij brief van 5 augustus 2014.

Bij brief, ingekomen op 14 augustus 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de

beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 november 2014,

alwaar klager en een kantoorgenoot van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

Bij brief van 14 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder op de pleitnota van

klager gereageerd.

Bij brief van 21 november 2014 heeft klager op de schriftelijke reactie van de

gerechtsdeurwaarder gereageerd.

Bij e-mail van 8 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder op de schriftelijke

reactie van klager gereageerd.

Bij e-mail van 9 december 2014 heeft klager de Kamer medegedeeld dat hij niet

nader op de reactie van de gerechtsdeurwaarder wenst te reageren.

De uitspraak is bepaald op 16 december 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 1 december 2008 is een vonnis ten laste van klager gewezen, dat aan klager is betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Klager heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 21 juni 2013 verzocht hem een specificatie van het verschuldigde te doen toekomen.

-           Bij brief van 24 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een specificatie van het verschuldigde aan klager doen toekomen.

-           Klager heeft op 28 juni 2013 een overzicht van zijn inkomsten en uitgaven aan de gerechtsdeurwaarder doen toekomen. De inkomensgegevens van zijn partner heeft klager niet overgelegd, omdat geen sprake is van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap.

-           Bij brief van 23 juli 2013 heeft klager een aanvullend schrijven aan de gerechtsdeurwaarder doen toekomen en een betalingsregeling van € 100,00 per maand voorgesteld.

-           Op 15 augustus 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag op de voorlopige teruggave gelegd. De beslagvrije voet is daarbij vastgesteld op € 0,00 op basis van artikel 475d lid 6 Rv.

-           Klager heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 15 augustus 2013 verzocht uitleg te verschaffen op welke basis tot een beslagvrije voet van € 0,00 is gekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft dit schrijven opgevat als een verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet en daarop bij brief van 22 augustus 2013 gereageerd.

-           Bij brief van 4 september 2013 heeft klager een klacht bij de gerechts-deurwaarder ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van              6 september 2013 op deze klacht gereageerd.

-           Nadien heeft klager een betalingsvoorstel aan de gerechtsdeurwaarder doen toekomen, waarop de gerechtsdeurwaarder bij brief van 8 oktober 2013 een tegenvoorstel heeft gedaan.

-           Op 4 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager loonbeslag gelegd, dat op 8 november 2013 aan klager is overbetekend.

-           Op verzoek van de opdrachtgeefster van de gerechtsdeurwaarder (hierna: de opdrachtgeefster) is het loonbeslag op 12 november 2013 een maand opgeschort om klager nog wat meer tijd te gunnen.

-           Op 12 december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een overzicht van het verschuldigde aan de werkgever van klager doen toekomen.

-           Op 20 december 2013 heeft de opdrachtgeefster aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zij een bedrag van € 8.000,00 had ontvangen, maar dat de alimentatie voor de maand december 2013 niet was voldaan.

-           Op 14 januari 2014 heeft klager een aantal betalingsbewijzen aan de gerechts-deurwaarder doen toekomen, met het verzoek deze betalingen in mindering te brengen op het openstaande bedrag en derhalve aan zijn werkgever door te geven welk bedrag nog resteerde.

-           Op 20 januari 2014 heeft de opdrachtgeefster de gerechtsdeurwaarder mede-gedeeld dat zij de betalingen van klager had ontvangen.

-           Op 22 januari 2014 zijn de beslagen opgeheven.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: de beslagvrije voet op nul heeft gesteld en over de daaraan ten grondslag liggende berekening geen dan wel onvoldoende uitleg heeft gegeven;

b: ondanks de overgelegde betalingsbewijzen de beslaglegging heeft doorgevoerd;

c: niet op de bij hem ingediende klacht van 4 september 2013 heeft gereageerd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel a overwogen dat het doel van de beslagvrije voet is dat een schuldenaar voldoende middelen van bestaan overhoudt om in zijn eerste levensbehoeften te voorzien. Naar de gerechtsdeur-waarder terecht aanvoert, komen de periodieke inkomsten van klager waarop geen beslag was gelegd ruim boven de beslagvrije voet van een samenwonende uit. Gelet op het bepaalde in artikel 475d lid 6 Rv heeft hij daarom niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de beslagvrije voet met betrekking tot de voorlopige teruggave op nul te stellen.

5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b is overwogen dat als uitgangspunt geldt dat een gerechtsdeurwaarder niet is gehouden een beslag op te schorten voordat de betaling door hem zelf is ontvangen dan wel diens opdrachtgever/opdrachtgeefster de betaling heeft bevestigd. Gelet op het vorenstaande kan het de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat hij, ondanks de overgelegde betalingsbewijzen, de beslaglegging heeft doorgevoerd, omdat zijn opdrachtgeefster de betaling nog niet had bevestigd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

5.3 Met betrekking tot klachtonderdeel c is overwogen dat van een gerechtsdeur-waarder mag worden verwacht dat hij een klacht met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde verweerschrift kan worden opgemaakt dat hij wel degelijk binnen een redelijke termijn op de klacht van klager heeft gereageerd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

5.4 De voorzitter heeft voorts overwogen dat een tuchtprocedure als deze - nog daargelaten de vraag of hiervoor aanleiding zou bestaan - geen ruimte biedt voor een veroordeling tot betaling van een schadevergoeding.

5.5 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager - samengevat - aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet slechts had mogen halveren en dat hij, ondanks de overgelegde betalingsbewijzen, de beslaglegging niet heeft opgeschort.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet van klager niet op nul heeft gesteld vanwege het niet verstrekken door klager van de inkomensgegevens van diens partner, maar vanwege het feit dat de periodieke inkomsten waarop geen beslag was gelegd ruim boven de beslagvrije voet van een samenwonende uitkwam, hetgeen in overeenstemming is met artikel 475d lid 6 Rv. Voorts merkt de Kamer nog op dat de opdrachtgeefster (eerst) op 20 januari 2014 een overzicht van openstaande bedragen dan wel rechtstreeks aan haar betaalde bedragen bij de gerechtsdeurwaarder heeft aangeleverd en dat op 22 januari 2014 vast is komen te staan dat de beslagen konden worden opgeheven, hetgeen vervolgens is geschied. Dat rechtstreeks betalingen aan de opdrachtgeefster zijn verricht en enige tijd is verstreken voordat de gerechts-deurwaarder daarover van haar een bevestiging ontving, kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voor-gaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.