ECLI:NL:TGDKG:2014:228 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet671.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:228
Datum uitspraak: 19-12-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet671.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Beslagvrije voet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 december 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van de voorzitter van 2 september  2014 met nummer 69.2014 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 671.2014 ingesteld door:

[     ],                                                                                                                                

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beschikking van de voorzitter is bij brief van 3 september 2014 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift, ter griffie ontvangen op 17 september 2014, heeft klager tegen de beschikking van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 november 2014 in aanwezigheid van klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 december 2014.

2. De feiten

De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een op 8 december 2008 tegen klager gewezen vonnis. De gerechtsdeurwaarder heeft ten laste van klager loonbeslag gelegd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze een onterechte vordering executeert en niet is ingegaan op zijn verzoek om de beslagvrije voet aan te passen en evenmin het teveel ingehouden bedrag heeft terugbetaald.

4. Het oorspronkelijke verweer

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij nadat de opdracht tot executie aan hem in 2012 is verstrekt, op 4 december 2012 ten laste van klager loonbeslag heeft gelegd en op 2 september 2013 opnieuw. Pas op 16 december 2013 reageerde klager voor het eerst met het verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet. Daarna is enige tijd met klager gecorrespondeerd en uiteindelijk is op 19 februari 2014 een herberekening van de beslagvrije voet gemaakt, omdat klager pas toen de benodigde gegevens had verstrekt. Aan de boekhouding is vervolgens de opdracht gegeven teveel geïnde bedragen aan klager terug te betalen. De gerechtsdeurwaarder kan niet meer doen dan de inhoudelijke bezwaren van klager doorsturen aan zijn opdrachtgever.

4. De  beschikking van de voorzitter

4.1  De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is. Hij heeft daartoe geoordeeld dat bij het leggen van een executoriaal derdenbeslag op een periodieke bron van inkomsten de betrokken gerechtsdeurwaarder verplicht is aan de schuldenaar op te geven hoeveel zijn beslagvrije voet bedraagt (art. 475g lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Hij berekent de beslagvrije voet aan de hand van de aan hem verstrekte gegevens. Er rust op de gerechtsdeurwaarder geen wettelijke verplichting om zelfstandig tot aanpassing van de beslagvrije voet over te gaan, indien de gehanteerde cijfers toch anders blijken te liggen. Volgens de wet is het namelijk de beslaglegger die met wijzigingen in de omstandigheden die de beslagvrije voet verhogen onverwijld rekening moet houden. In de praktijk gaat een gerechtsdeurwaarder ook tot aanpassing over, indien hij op de hoogte wordt gesteld van feiten en/of omstandigheden die tot aanpassing aanleiding geven. Dat is in de onderhavige zaak ook gebeurd, zij het dat dit even heeft geduurd omdat de gerechtsdeurwaarder niet direct de beschikking kreeg over alle benodigde gegevens van klager. Pas daarna kon de gerechtsdeurwaarder overgaan tot aanpassing van de beslagvrije voet. Niet kan worden vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder van deze vertraging een verwijt te maken valt. Pas na de hernieuwde vaststelling kon de gerechtsdeurwaarder overgaan tot restitutie. Dat is inmiddels kennelijk ook gebeurd.

4.2 Voor het overige betreft de klacht een executiegeschil, waarover de Kamer niet kan oordelen. Klager kan zich tot de gewone rechter wenden indien hij van mening is dat hij onterecht is veroordeeld en er dus in zijn ogen onterecht beslag is gelegd, aldus de voorzitter.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beschikking van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beschikking van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beschikking van de voorzitter.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar het verweer tegen de klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beschikking van de voorzitter. Met welke beschikking de Kamer zich verenigt.

9.2 Ook in verzet is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder te traag heeft gehandeld met de aanpassing van de beslagvrije voet en de restitutie van bedragen. Er is kennelijk enige tijd gemoeid geweest met de discussie of klager nu wel of niet samenwoonde.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M. W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.