ECLI:NL:TGDKG:2014:221 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet326.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:221
Datum uitspraak: 25-11-2014
Datum publicatie: 30-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet326.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Betekening dagvaarding in inrichting. Verzet tegen een beslissing van de voorzitter. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 november 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 29 april 2014 met nummer 911.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 326.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 29 april 2014 aan klager verzonden.

Op 6 mei 2014 is het tegen de beslissing van de voorzitter gerichte verzetschrift bij de Kamer ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2014. Van de behandeling ter zitting is het aan deze beslissing gehechte proces-verbaal opgemaakt.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft  verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van deze beslissing, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De feiten

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de door de voorzitter weergegeven feiten aangezien het verzet hiertegen niet is gericht.

4. De inleidende klacht

De voorzitter heeft de klacht in die zin samengevat dat klager zich erover beklaagt dat de gerechtsdeurwaarder zonder enige aankondiging vooraf de dagvaarding heeft betekend en zijn zoon heeft laten tekenen zonder de leiding van de inrichting daarvan in kennis te stellen. De gerechtsdeurwaarder was in het bezit van een machtiging waarin vermeld staat dat klager de zaken van zijn zoon waarneemt. Nu duidelijk is dat de gerechtsdeurwaarder de daadwerkelijke betekening als losse opdracht aan een collega heeft opgedragen, wordt de klacht door de Kamer in die zin begrepen dat klager de gerechtsdeurwaarder verwijt dat hij zijn collega niet over deze situatie heeft geïnformeerd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaar

De voorzitter heeft het verweer als volgt samengevat: ‘ De dagvaarding is in een gesloten envelop achtergelaten. Van overhandiging aan en ondertekening door de zoon van klager is dus geen sprake geweest. De zoon is ook niet rauwelijks gedagvaard. Klager wist dat nu de vordering niet werd betaald, op enig moment tot een gerechtelijke procedure zou worden overgegaan. Omdat het correspondentieadres van klager niet kon worden gebruikt voor de betekening, moest daarvoor wel het adres worden gebruikt waar de zoon conform de Basisadministratie ingeschreven staat.’

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘Het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder in deze zaak heeft ingenomen en zijn daarop gebaseerde handelingen zijn niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Wellicht was het prettiger voor klager geweest als hij vooraf in kennis was gesteld wanneer tot dagvaarding zou worden overgegaan, maar niet kan worden aangenomen dat een dergelijk gerechtelijk vervolg voor klager als een verrassing kwam. Het is uiteindelijk immers aan de rechter om de gegrondheid van de vordering te beoordelen. Op grond van zijn ministerieplicht was de gerechtsdeurwaarder gehouden om gevolg te geven aan de opdracht om tot dagvaarding over te gaan en op grond van de wet was een andere wijze van betekenen niet mogelijk.’

6. De gronden van het verzet

De gronden van het verzet komen er – samengevat – op neer dat klager stelt dat de voorzitter de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder goed praat en te weinig oog heeft voor de gevolgen daarvan voor klager en zijn familie.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1       De Kamer stelt voorop dat de bestreden wijze van betekenen weliswaar is verricht door een andere gerechtsdeurwaarder, zoals gesteld door de gemachtigde, maar dat gesteld noch gebleken is dat bij de opdracht voor het uitvoeren van de losse opdracht een duidelijke toelichting is gegeven over de speciale situatie van klagers zoon en de eventuele consequenties daarvan bij het uitbrengen van het exploot. Gelet daarop is de Kamer van oordeel dat dit voor verantwoordelijkheid van de in de aanhef genoemde gerechtsdeurwaarder komt zodat de voorzitter de klacht terecht tegen hem gericht heeft geacht.

7.2       De Kamer stelt voorts voorop dat hoofdregel is dat exploten op de in de wet voorgeschreven wijze moeten worden betekend, ook indien deze bestemd zijn voor personen die in een inrichting verblijven.

7.3       Klager is van mening dat de bijzondere omstandigheden van zijn zoon een uitzondering op die regel rechtvaardigen. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat het bij de gerechtsdeurwaarder bekend was dat  klager gemachtigd is om namens zijn zoon de correspondentie te voeren en dat hij de gerechtsdeurwaarder uitvoerig heeft geïnformeerd over diens situatie.

7.4       De Kamer betreurt het - evenals de voorzitter - dat klagers zoon zodanig heftig en emotioneel heeft gereageerd, dat dit voor alle betrokkenen bijzonder zwaar is geweest en het was het zeker beter geweest als de gerechtsdeurwaarder die het stuk betekende, duidelijk zou zijn geïnstrueerd, omdat deze zich dan naar alle waarschijnlijkheid had gemeld bij de medewerkers van de psychiatrische inrichting. Vorenstaande betekent echter niet dat gezegd kan worden dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door zijn collega niet te informeren en te instrueren op een wijze als door klager bedoeld. Klager heeft gesteld dat hij de gerechtsdeurwaarder tevoren duidelijk heeft gemeld dat het hoogst waarschijnlijk is dat zijn zoon op dergelijke stukken uiterst emotioneel en heftig reageert en dat hij de gerechtsdeurwaarder in verband daarmee heeft verzocht om hem voor het uitbrengen van een eventuele dagvaarding te waarschuwen. Dit doet naar het oordeel van de Kamer aan het voorgaande niet af.

8.         Vorenstaande betekent dat de door klager in verzet aangevoerde gronden  geen nieuw licht werpen op de beslissing van de voorzitter. De Kamer ziet daarin evenmin aanleiding om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr E.C. Smits, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.