ECLI:NL:TGDKG:2014:210 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet501.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:210
Datum uitspraak: 25-11-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet501.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 november 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 17 juni 2014 met zaaknummer 105.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 507.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 25 februari 2014, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 26 maart 2014, heeft de gerechtsdeur-waarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 17 juni 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 25 juni 2014.

-           Bij e-mail, ingekomen op 9 juli 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2014 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 25 november 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op 22 oktober 2012 ten laste van klaagster beslag gelegd onder de gemeente [     ] op de uitkering van klaagster met toepassing van een beslagvrije voet.

-           Op 22 maart 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de Belastingdienst op vorderingen van klaagster.

-           Op 29 augustus 2013 heeft klaagster aanpassing van de beslagvrije voet verzocht.

-           Op 10 oktober 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder het onder de gemeente [     ] gelegde beslag opgeheven en de belastingdienst medegedeeld dat rekening dient te worden gehouden met de opgegeven beslagvrije voet.

-           Op 15 oktober 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de teveel ontvangen bedragen teruggestort op de rekeningen van de gemeente [     ] en de Belastingdienst.

-           Hierna is tussen (de maatschappelijk werkster van) klaagster en de gerechts-deurwaarder een schriftelijke discussie ontstaan over de (on)juiste toepassing van de beslagvrije voet.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder een onjuiste beslagvrije voet toe te passen en de beslagvrije voet niet met terugwerkende kracht te hebben aangepast.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat het vaste rechtspraak van de Kamer is dat het tuchtrecht, behoudens evident onjuist handelen, niet de juiste weg is om geschillen met betrekking tot de juistheid van de vastgestelde beslagvrije voet te beslechten. Klaagster dient zich hiervoor te wenden tot de gewone rechter. Op grond van de overgelegde stukken kan worden vastgesteld dat, nadat klaagster daarom had verzocht, de beslagvrije voet door de gerechtsdeurwaarder is aangepast in die zin dat het beslag onder de gemeente Rotterdam is opgeheven en dat bij het beslag onder de belastingdienst een beslagvrije voet is toegepast. De gerechtsdeurwaarder heeft genoegzaam aangetoond dat de door hem teveel ontvangen bedragen aan de uitkeringsinstanties zijn teruggestort. Onder deze omstandigheden kan niet kan worden gezegd dat de gerechtsdeurwaarder evident onjuist heeft gehandeld of zich schuldig heeft gemaakt aan tuchtrechtelijk laakbaar handelen. In de discussie die daarna is ontstaan heeft de gerechtsdeurwaarder (de maatschappelijk werkster van) klaagster bij brief van 13 november 2013 zijn standpunt medegedeeld. Dat standpunt is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter, omdat de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder niet goed is door-gekomen. De gerechtsdeurwaarder had al in 2012 beslag onder de Belastingdienst gelegd terwijl klaagster een WWB-uitkering had met een beslagvrije voet.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van       25 november 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.