ECLI:NL:TGDKG:2014:208 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet580.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:208
Datum uitspraak: 28-10-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet580.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 oktober 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 29 juli 2014 met zaaknummer 162.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 580.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [      ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 18 februari 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 12 maart 2014, heeft de gerechtsdeur-waarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 29 juli 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 11 augustus 2014.

-           Bij brief, ingekomen op 14 augustus 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Klager heeft telefonisch medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 september 2014 alwaar de gerechtsdeurwaarder bij zijn gemachtigde H.J. de Jonge is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 28 oktober 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de (verdere) tenuitvoerlegging van een op 9 augustus 2012 door de rechtbank [     ] ten nadele van klager gewezen vonnis.

-           Nadien is de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling van € 15,00 per maand met klager overeengekomen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager klaagt erover dat de executie van een vonnis niet is opgeschort ondanks het feit dat hij in beroep is gegaan bij het Europese Hof te Straatsburg. Dat beroep is gegrond op het standpunt  dat de Rechtbank geen aandacht besteed heeft aan de door hem ingebrachte bewijsstukken. Daarnaast voert klager aan dat hij zich gewend heeft tot een schuldhulpverlenende instantie. Klager vindt dat er geen executiemaatregelen getroffen zouden mogen worden totdat er meer duidelijkheid is over zijn financiële situatie.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechts-deurwaarderswet.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat dit niet het geval is. De gerechts-deurwaarder is belast met de executie van een door de Rechtbank [     ] op 9 augustus 2012 op tegenspraak gewezen vonnis. Bij dit vonnis is klager veroordeeld tot betaling van een geldbedrag. Het feit dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, brengt met zich mee dat de gerechtsdeurwaarder de executie van het vonnis kan voortzetten. Dat klager zich heeft gewend tot het Europese Hof te Straatsburg, schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis niet. Het feit dat klager zich heeft gewend tot een schuldhulpverlenende instantie, levert evenmin grond op om de executie op te schorten.

5.3 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de uitspraak van het Europees Hof te Straatsburg wel degelijk de uitspraak van een Nederlandse rechter opschort en verzoekt de Kamer de invordering ongegrond te verklaren.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen. De Kamer merkt nog op dat de gerechtsdeurwaarder na de betekening van het vonnis geen executie-maatregelen ten laste van klager heeft genomen, ook al was dat omdat er een betalingsregeling van  € 15,00 per maand tot stand was gekomen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. J.H.C. Schouten en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.