ECLI:NL:TGDKG:2014:204 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet40.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:204
Datum uitspraak: 21-10-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet40.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De beslissing van de voorzitter wordt op een onderdeel vernietigd. De Kamer overweegt dat de inleidende klacht ook het verwijt inhield dat de gerechtsdeurwaarder in tegenstelling tot zijn berichten (een van de) gelegde beslagen niet heeft doorgehaald. Omdat klaagster daar eerst in 2011 kennis van kreeg op het moment dat zij een krediet aanvroeg bij een kredietverstrekker, is dat onderdeel van de klacht ingediend binnen de termijn waarbinnen dat had moeten gebeuren. De klacht wordt ongegrond verklaard omdat niet meer valt vast te stellen of het niet doorhalen van de beslagen in 2005 aan de gerechtsdeurwaarder valt te verwijten. Hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 oktober 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 14 januari 2014 met zaaknummer 642.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 40.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 1 augustus 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 27 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 14 januari 2014 heeft de voorzitter klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht.

Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 15 januari 2014.

Bij brief van 17 januari 2014 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 september 2014

alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 21 oktober 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Op grond van op 7 november 2003 en op 22 februari 2004 ten laste van klaagster uitgevaardigde dwangbevelen van [     ]was zij een bedrag van € 105.000,- aan verbeurde dwangsommen verschuldigd. Op respectievelijk 14 november 2003 en op 3 maart 2004 heeft de gerechtsdeurwaarder die dwangbevelen aan klaagster betekend en vervolgens werden diverse betalingsregelingen met klaagster getroffen. In opdracht van de opdrachtgeefster heeft de gerechtsdeurwaarder de executie van de dwangbevelen ter hand genomen omdat klaagster de regelingen niet goed nakwam. Op 12 augustus 2004 en op 8 februari 2005 zijn daartoe beslagen gelegd op de aan klaagster toebehorende onroerende zaken. In 2005 heeft de uitwinning van de beslagen plaatsgevonden door de verkoop van een van de onroerende zaken. Daarmee was de vordering grotendeels voldaan en heeft de gerechtsdeurwaarder bij processen-verbaal van 23 augustus 2005 en 8 september 2005 de hypotheekbewaarder van het kadaster gemachtigd de beslagen door te halen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er, naar de voorzitter begrijpt, over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte dwangsommen heeft geïncasseerd en dat de executieopbrengst van haar onroerende zaak onder de marktwaarde lag. Verder verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij in tegenstelling tot zijn berichten de gelegde beslagen niet heeft doorgehaald waardoor klaagster geen krediet kon krijgen bij een bank.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de Gerechtsdeurwaarderswet geen termijn kent waarbinnen een klacht moet worden ingediend, maar het Gerechtshof Amsterdam heeft beslist dat een termijn van drie jaar in een tuchtprocedure tegen een gerechtsdeurwaarder als redelijk wordt aanvaard. Deze termijn begint te lopen op de dag waarop de klaagster van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen. Klaagster heeft ruim 7 jaar nadat zij kennis heeft genomen van het handelen van de gerechtsdeurwaarder waar zij ontevreden over is, een klacht bij de Kamer ingediend en om die reden is klaagster niet ontvankelijk, aldus de voorzitter.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klaagster heeft in verzet aangevoerd dat de executoriale beslagen die op 12 augustus 2004 zijn gelegd, in tegenstelling tot wat in de beschikking van de voorzitter staat vermeld, niet zijn doorgehaald. In januari 2011 kwam klaagster daar achter omdat door haar benaderde kredietverstrekkers geen krediet wensten te verlenen vanwege het feit dat er nog beslag lag op het niet verkochte pand. In de maand januari 2011 heeft klaagster zich gewend tot het [     ] met de eis tot doorhaling van het beslag. Na het inschakelen van een advocaat werd het beslag doorgehaald. Klaagster heeft hierover geklaagd binnen de genoemde termijn van drie jaar.

6.2 Als tweede grond voert klaagster aan dat de eerste dwangsom verjaard was. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster ten onrechte tot betaling gedwongen. De inning van verjaarde dwangsommen is in strijd met de wet, terwijl er misbruik gemaakt is van de kwetsbare positie van klaagster. De beslagen zijn dan ook ten onrechte gelegd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De beschikking van de voorzitter kan naar het oordeel van de Kamer op een onderdeel niet in stand blijven en dient op dat onderdeel te worden vernietigd. Het betreft hier het volgende. 

7.2 De inleidende klacht hield ook het verwijt in dat de gerechtsdeurwaarder in tegenstelling tot zijn berichten (een van de) gelegde beslagen niet heeft doorgehaald. Omdat klaagster daar eerst in 2011 kennis van kreeg op het moment dat zij een krediet aanvroeg bij een kredietverstrekker, is dat onderdeel van de klacht ingediend binnen de termijn waarbinnen dat had moeten gebeuren.

7.3 Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat een door klaagster  ingeschakelde advocaat in 2011 inderdaad heeft verzocht het beslag door te halen. Aan dat verzoek is direct voldaan. In 2005 werden de processen-verbaal van het doorhalen van een beslag fysiek afgeleverd bij het kadaster. Een verklaring van de bewaarder dat de beslagen waren doorgehaald, zat niet in het dossier.

7.4 De Kamer overweegt dat nu niet meer valt vast te stellen of het niet doorhalen van de beslagen in 2005 aan de gerechtsdeurwaarder valt te verwijten, zodat geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan worden vastgesteld. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

7.4 Ten aanzien van het overige kan het verzet niet slagen. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op goede gronden geoordeeld dat klaagster daarin niet-ontvankelijk is vanwege het verstrijken van de termijn. Er is voor de Kamer dan ook geen aanleiding anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan. Hetgeen door klaagster verder in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer dan ook geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer zal het verzet daarom voor het overige ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond voor wat betreft het niet doorhalen van een van de beslagen;

-        vernietigt de beschikking van de voorzitter op dat onderdeel;

-        verklaart de klacht op dat onderdeel ongegrond;

-        verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A. Sissing en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voor het deel van de beslissing waarbij het verzet gegrond en het klachtonderdeel ongegrond is verklaard, kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Tegen dat deel van de beslissing waarbij het verzet ongegrond is verklaard staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.