ECLI:NL:TGDKG:2014:200 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW47.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:200
Datum uitspraak: 21-10-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDW47.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Onzorgvuldig opgesteld exploot. De gerechtsdeurwaarder gebruikt een berekening voor het te vorderen bedrag dat niet met de in de beschikking van het Gerechtshof genoemde bedragen overeenstemde. De Kamer overweegt dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat indien hem een titel ter executie wordt aangeboden, hij het bedrag dat wordt gevorderd toetst aan de aan hem ter hand gestelde titel. Een gerechtsdeurwaarder heeft een eigen verantwoordelijkheid in die zin dat – tenminste – marginaal dient te worden getoetst of de desbetreffende titel voldoende grond biedt voor het bevel tot betaling van een bepaald bedrag. Nu de gerechtsdeurwaarder heeft erkend deze toets niet te hebben verricht, acht de Kamer dit tuchtrechtelijk laakbaar. Klacht gegrond verklaard, maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 oktober 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 47.2014 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 14 januari 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 18 maart 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 9 september 2014 alwaar de klager en de gemachtigde en een medewerker ([     ]) van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 21 oktober 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Op 5 september 2013 is door het Gerechtshof [     ] een beschikking ten laste van klager gegeven. In die beschikking is een beschikking van het gerechtshof [     ] gewijzigd en is bepaald dat de man (zijnde klager) aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 1 februari 2012 € 138,50 per kind per maand diende te betalen en met ingang van 1 mei 2013 € 103,00 per kind per maand.

b)      De gerechtsdeurwaarder heeft van de advocaat van de ex-echtgenote van klager de opdracht gekregen om de beschikking ten laste van klager te executeren. De door de opdrachtgever aan de gerechtsdeurwaarder opgegeven achterstand in de alimentatie bedroeg € 3.673,10.

c)      Op 9 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de beschikking aan klager betekend met gelijktijdig bevel om € 3.673,10 te voldoen. Klager heeft bij de gerechtsdeurwaarder bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de vordering.

d)     Bij e-mail van 15 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager medegedeeld dat het exploot van 9 januari 2014 werd ingetrokken en buiten effect zou worden gesteld, omdat zijn bezwaren terecht waren. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder klager zijn excuses aangeboden.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat het door hem opgestelde exploot uitermate onzorgvuldig was, omdat de door hem gebruikte berekening voor het te vorderen bedrag niet met de in de beschikking van het Gerechtshof genoemde bedragen overeenstemde.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht erkend maar aangevoerd dat een en nader niet tuchtrechtelijk laakbaar is omdat het exploot terstond na de bezwaren van klager is ingetrokken onder aanbieding van excuses.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders (waarnemend en kandidaat-gerechtsdeurwaarders daaronder begrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in voormelde zin oplevert.

4.2 Het gaat in deze zaak om de executie van een alimentatiebeschikking.

Bij dergelijke executies is de gerechtsdeurwaarder in beginsel aangewezen op de opgave van zijn opdrachtgever van de hoogte van het verschuldigde. In de alimentatiebeschikking zelf wordt immers alleen de verschuldigdheid van toekomstige verplichtingen vastgelegd. Of en in hoeverre die verplichtingen zijn nagekomen, is niet door een rechterlijke uitspraak bepaald, maar blijkt uit de opgave van de alimentatiegerechtigde aan de gerechtsdeurwaarder. Dat houdt voor de gerechtsdeurwaarder wel in dat hij in dit soort zaken behoedzaam dient te opereren.

4.3 Hoewel de gerechtsdeurwaarder door een opdrachtgever wordt ingeschakeld en hij in beginsel zijn ministerie dient te verlenen, dient hij als zelfstandig openbaar ambtenaar dergelijke opdrachten zorgvuldig te beoordelen, waarbij van hem een kritische houding mag worden verwacht. Hij heeft immers niet alleen met de belangen van zijn opdrachtgever, maar ook met die van de wederpartij te maken. De ministerieplicht wordt aldus begrensd door de eigen verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder. Deze grens is uiteraard niet in algemene zin aan te geven, maar zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld.

4.4 In dit geval is die grens naar het oordeel van de Kamer overschreden. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat indien hem een titel ter executie wordt aangeboden, hij het bedrag dat wordt gevorderd toetst aan de aan hem ter hand gestelde titel. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend de bij de opdracht gevoegde berekening van de achterstand onvoldoende te hebben bestudeerd omdat de berekening niet aansloot bij de door het Gerechtshof gegeven beschikking. Een gerechtsdeurwaarder heeft een eigen verantwoordelijkheid in die zin dat – tenminste – marginaal dient te worden getoetst of de desbetreffende titel voldoende grond biedt voor het bevel tot betaling van een bepaald bedrag. Nu de gerechtsdeurwaarder heeft erkend deze toets niet te hebben verricht, acht de Kamer dit tuchtrechtelijk laakbaar. Daarnaast kon al aan de hand van het in de opgave vermelde bedrag aan indexering, te weten de helft van het totaalbedrag, worden vermoed dat het door de opdrachtgever, ook al was dat een advocaat, opgegeven bedrag niet juist kon zijn.

4.5 Nu de klacht reeds hierom terecht is voorgesteld kan hetgeen verder door klager is aangevoerd onbesproken blijven. De klacht zal gegrond worden verklaard. De Kamer ziet aanleiding tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond,

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A. Sissing en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.