ECLI:NL:TGDKG:2014:197 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet468.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:197
Datum uitspraak: 14-10-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet468.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 oktober 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 6 mei 2014 met zaaknummer 1008.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 468.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 11 december 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 17 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 6 mei 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 mei 2014.

Bij brief van 19 mei 2014 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 september 2014 alwaar klaagster is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 14 oktober 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De zoon van klaagster is bij vonnis van 8 november 2013 veroordeeld tot betaling van een geldsom. Een door klaagster aangeboden betalingsregeling is door de gerechtsdeurwaarder bij brief van 4 december 2013 afgewezen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster klaagt erover dat de gerechtsdeurwaarder niet op haar voorstel wil ingaan. Klaagster is bereid de schuld af te lossen maar zij kan nu zij werkloos is geen hoger bedrag dan het door haar aangeboden bedrag missen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat een betalingsregeling slechts kan  worden getroffen met toestemming van de schuldeiser (artikel 6:29 BW). Niet gesteld of gebleken is dat sprake was van bijzondere omstandigheden die voor de gerechtsdeurwaarder reden hadden moeten zijn bij zijn opdrachtgever aan te dringen op aanvaarding van het betalingsvoorstel van klaagster. Het door klaagster gedane voorstel kon om redenen als door de gerechtsdeurwaarder in zijn brief aangegeven worden geweigerd.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat beslag is gelegd ten laste van haar zoon zonder dat er een uitspraak van de rechter lag. Daarnaast heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder meerdere malen om het onderliggende contract verzocht. Als laatste heeft klaagster aangevoerd dat het rentepercentage niet meer dan 15% mag bedragen als het bedrag in hoofdsom minder dan € 2.500,00 bedraagt. De gerechtsdeurwaarder rekent een percentage van 100%.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De door klaagster in verzet aangevoerde gronden betreffen nieuwe klachten die niet eerder zijn aangevoerd. Niet eerder aangevoerde klachten kunnen niet voor het eerst in verzet aan de orde worden gesteld.

7.2 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Een schuldenaar is zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Hetgeen door klaagster in verzet is aangevoerd werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.