ECLI:NL:TGDKG:2014:194 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet222.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:194
Datum uitspraak: 14-10-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet222.2014
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslag op verzet. Het verzet slaagt op een onderdeel. De beslissing van de voorzitter wordt deels vernietigd. De kamer overweegt dat ondanks een verzoek dit snel te doen, de gerechtsdeurwaarder er niet in is geslaagd om binnen een redelijke termijn een gespecificeerd overzicht te geven van de tegen klaagster ingestelde vordering. De Kamer stelt vast dat het ruim een maand heeft geduurd voordat klaagster is medegedeeld dat het contract was opgevraagd terwijl door klaagster herhaaldelijk om informatie was verzocht en duidelijk was aangegeven welk belang zij bij (een spoedige verstrekking van) die informatie had. Dat onderdeel van de klacht is gegrond. Maatregel van berisping opgelegd. Het verzet wordt voor al het overige ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 oktober 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 18 maart 2014 met zaaknummer 691.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 222.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 14 augustus 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 1 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 18 maart 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 19 maart 2014.

Bij brief van 25 maart 2014 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 28 maart 2014 heeft klaagster een aanvulling gegeven op het verzet.

Bij brief van 2 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen en nog steeds bereid te zijn met klaagster tot een minnelijke regeling te komen.

Het verzet is behandeld ter zitting van 2 september 2014 alwaar klaagster en haar gemachtigde zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 14 oktober 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarder is door [     ] (hierna: de opdrachtgever) belast met de incasso van een vordering op klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft

klaagster bij brief van 28 december 2011 tot betaling gesommeerd. Op 30 december 2011 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder gebeld en vervolgens per e-mail verzocht om de kredietovereenkomst en de facturen van de kredietverstrekker die naar klaagster c.q. haar adres waren verzonden. Bij brief van 9 januari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster nogmaals tot betaling gesommeerd. Op 10 januari 2012 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder nogmaals om verdere informatie verzocht. Op 19 januari 2012 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder uitgelegd wat haar belang is bij de verzochte informatie. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster op 31 januari 2012 medegedeeld dat het contract met betrekking tot het verschuldigde bedrag bij haar opdrachtgever was opgevraagd en dat de procedure in afwachting van de kopie van de gevraagde overeenkomst ‘on hold’ was gezet. Op 21 februari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster het contract toegezonden. Op 23 februari 2012 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zij de vordering niet zal voldoen. Bij brief van 29 februari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster nogmaals tot betaling gesommeerd bij gebreke waarvan klaagster zal worden gedagvaard. Op 6 maart 2012 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zij niet zal betalen en de dagvaarding zal afwachten. Bij exploot van 3 mei 2012 is klaagster gedagvaard. Bij vonnis van 24 oktober 2012 is klaagster veroordeeld tot betaling van een geldsom. Op 5 februari 2013 heeft klaagster een voorstel tot finale kwijting gedaan. Op 27 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster zijn visie gegeven op de zaak en op 17 juli 2013 is klaagster een specificatie van de vordering toegezonden.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze:

a)      ondanks een verzoek om dit snel te doen, er niet in is geslaagd om binnen een door klaagster gestelde termijn een gespecificeerd overzicht te geven van de tegen haar ingestelde vordering;

b)      ondanks een verzoek om dit snel te doen eerst acht weken later duidelijk heeft gemaakt wie de schuldeiser was;

c)      in de dagvaarding de vordering niet heeft gespecificeerd, zodat klaagster niet  kon beoordelen of de vordering juist was en de rechtszaak daarom niet kon voorkomen;

d)     eerst bij repliek de hoofdsom heeft gespecificeerd waaruit bleek dat een te hoge vordering was ingediend.

Klaagster is hierdoor gedupeerd. Zij kon de vordering niet meer meenemen in een voorstel tot finale kwijting van haar schulden. Een specificatie van de vordering was nodig. Als klaagster hetgeen bij dagvaarding werd gevorderd voor de rechtszaak had voldaan, had zij een te hoog bedrag voldaan. Nu klaagster de hoofdsom niet kon controleren, wordt zij belast met de bijkomende kosten van de rechtszaak. Indien de

gerechtsdeurwaarder naar behoren had gereageerd dan was het niet tot een rechtszaak gekomen. Klaagster had dan tijdig geconstateerd dat de hoofdsom niet juist was en dit had in overleg met de gerechtsdeurwaarder kunnen worden hersteld, waarna een regeling had kunnen worden getroffen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat klachtonderdelen a, c en d zich voor een gezamenlijke behandeling lenen nu deze klachtonderdelen - hoewel door klaagster verschillende geformuleerd - elkaar overlappen, diverse malen worden herhaald en derhalve materieel op dezelfde onderwerpen betrekking hebben.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat het in zijn algemeenheid niet zonder meer tuchtrechtelijk laakbaar is als een gerechtsdeurwaarder op basis van enkel de gegevens van de opdrachtgever een brief tot betaling van de vordering verstuurt. Vaste rechtspraak van de Kamer is immers dat als een schuldenaar bij een gerechtsdeurwaarder inhoudelijk bezwaar maakt tegen de (hoogte van de) vordering, de gerechtsdeurwaarder onderzoek moet doen naar het bezwaar. Meestal stuurt de gerechtsdeurwaarder het bezwaar voor een inhoudelijke beoordeling daarvan door naar zijn opdrachtgever. Zodra de gerechtsdeurwaarder het standpunt van zijn opdrachtgever heeft ontvangen, dient hij het standpunt mede te delen aan de schuldenaar. Indien daarna nog verschil van mening blijft bestaan over de hoogte van de vordering is het niet aan de gerechtsdeurwaarder verder inhoudelijk met klager in discussie te blijven wie het gelijk aan zijn zijde heeft. Dat is dan aan de rechter.

5.3 In het onderhavige geval heeft de gerechtsdeurwaarder na bezwaar van klaagster het contract opgevraagd en aan klaagster toegezonden. Dat dit langer heeft geduurd dan door klaagster gewenst, is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat klaagster is geschaad omdat zij de vordering niet meer kon meenemen in een voorstel tot finale kwijting van haar schulden is niet gebleken. Uit de door klaagster zelf overgelegde stukken blijkt dat dit niet in de weg heeft gestaan aan het treffen van een regeling ter finale kwijting met haar overige schuldeisers. Dat klaagster uiteindelijk is gedagvaard is niet tuchtrechtelijk laakbaar, klaagster heeft immers op 6 maart 2012 medegedeeld niet te gaan betalen en de dagvaarding af te wachten

5.4 De overige door klaagster aan de gerechtsdeurwaarder verweten gedragingen berusten op “als dan” veronderstellingen waarop geen tuchtrechtelijk laakbaar

handelen kan worden gebaseerd. De kantonrechter heeft niet de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk gehouden voor gebreken met betrekking tot de substantiëringsplicht maar de opdrachtgever als procespartij.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klaagster heeft in verzet aangevoerd dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vordering maar dat zij heeft gevraagd om informatie over de vordering. Deze hele situatie is ontstaan doordat de gerechtsdeurwaarder niet of niet volledig heeft voldaan aan de op hem rustende informatieplicht. Klaagster hoeft volgens wettelijke maatstaven geen vordering te voldoen, zonder dat zij heeft kunnen controleren hoe de hoofdsom van de vordering tot stand is gekomen. Klaagster had nog nooit van de opdrachtgever gehoord. De gerechtsdeurwaarder schetst hierover in zijn verweer bewust een verkeerd beeld. Anders dan wordt aangevoerd heeft klaagster de brief, waarin de opdrachtgever zich heeft voorgesteld als rechtsopvolger van [     ], nooit ontvangen omdat deze is geadresseerd aan een verkeerd adres. De bewering van de gerechtsdeurwaarder is dus onjuist.

6.2 Klaagster heeft op 19 januari 2012 uit eigen beweging nogmaals om informatie over de vordering gevraagd. Dit toont haar goede wil in deze kwestie. Op 31 januari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder inderdaad gemeld dat hij het contract van de vordering bij de opdrachtgever heeft opgevraagd en vervolgens aan klaagster toegezonden. Echter, nog steeds zonder een overzicht hoe de hoofdsom tot stand is gekomen. Het is juist dat klaagster de gerechtsdeurwaarder heeft medegedeeld dat zij niet ging betalen. Echter de reden daarvoor was dat klaagster niet voldoende informatie over de vordering had ontvangen om te kunnen beoordelen of de hoofdsom wel juist was. Klaagster heeft op 6 maart 2012 nogmaals gezegd dat zij niet zou betalen en zij de dagvaarding zou afwachten. In de onderhavige klachtprocedure is het niet relevant dat klaagster bij vonnis tot betaling van een geldsom is veroordeeld. De Kamer dient het handelen van de gerechtsdeurwaarder te beoordelen. Dat klaagster tot betaling is veroordeeld, wil nog niet zeggen dat de gerechtsdeurwaarder zijn werkzaamheden correct heeft uitgevoerd.

6.3 Achteraf is ook gebleken dat, indien klaagster de vordering voor de zitting had voldaan, zij teveel zou hebben betaald. De hoofdsom is tijdens de rechtszaak verlaagd met € 490,00. Tevens is de hoofdsom aantoonbaar nog steeds veel te hoog. Klaagster wilde niet betalen omdat het niet duidelijk was of de hoofdsom juist was. Het gevolg is geweest dat een rechtszaak heeft plaatsgevonden, met voor klaagster onnodige en onterechte kosten, aldus klaagster in verzet.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De beschikking van de voorzitter kan naar het oordeel van de Kamer op een onderdeel niet in stand blijven en dient op dat onderdeel te worden vernietigd. Het betreft hier het volgende. 

7.2 Klaagster klaagt er in de inleidende klacht onder a) over dat ondanks een verzoek van haar kant dit snel te doen, de gerechtsdeurwaarder er niet in is geslaagd om binnen een door klaagster gestelde termijn een gespecificeerd overzicht te geven van de tegen haar ingestelde vordering.

7.3 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel dient tot uitgangspunt dat van de gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Het gaat daarbij overigens niet om de door klaagster gestelde termijn maar een redelijke termijn. In de onderhavige klacht heeft klaagster bij email van 30 december 2011 de gerechtsdeurwaarder op advies van een van zijn medewerksters verzocht om toezending van de kredietovereenkomst en om de facturen van de kredietverstrekker die naar klaagster waren verzonden. Als antwoord heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster op 9 januari 2012 nogmaals tot betaling gesommeerd. Op 10 januari 2012 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder nogmaals om de bij e-mail van 30 december 2011 verzochte informatie gevraagd, waarbij zij heeft aangegeven dat haar niet duidelijk was wat de achtergrond was van de vordering. Op 19 januari 2012 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder wederom telefonisch en per e-mail uitgelegd wat haar belang is bij de verzochte informatie. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster op 31 januari 2012 medegedeeld dat het contract met betrekking tot het verschuldigde bedrag bij haar opdrachtgever was opgevraagd en dat de procedure in afwachting van de kopie van de gevraagde overeenkomst ‘on hold’ was gezet. Op 21 februari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster het contract toegezonden.

7.4 De Kamer stelt vast dat het ruim een maand heeft geduurd voordat klaagster is medegedeeld dat het contract was opgevraagd terwijl door klaagster herhaaldelijk om informatie was verzocht en duidelijk was aangegeven welk belang zij bij (een spoedige verstrekking van) die informatie had. De door de gerechtsdeurwaarder op 31 januari 2012 verstrekte informatie had hij eerder aan klaagster kunnen mededelen en behoren mee te delen. Bovendien heeft klaagster op 30 december 2011 niet alleen verzocht om het onderliggende contract maar ook om de eerder (door [     ]) verzonden facturen. Voor zover die brieven niet meer voorhanden waren, had de gerechtsdeurwaarder dit ook aan klaagster dienen mede te delen. Klaagster heeft dit klachtonderdeel dan ook terecht voorgesteld en dit onderdeel van de klacht dient gegrond te worden verklaard.

7.5 De Kamer ziet aanleiding voor dit onderdeel van de klacht na te melden maatregel op te leggen.

7.6 Ten aanzien van de overige klachtonderdelen, kan het verzet niet slagen. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op goede gronden geoordeeld dat niet de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor gebreken met betrekking tot de substantiëringsplicht maar diens opdrachtgever. Er is voor de Kamer dan ook geen aanleiding anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan. Zelfs al zou klaagster eerder door de gerechtsdeurwaarder op de hoogte zou zijn gesteld van het opvragen van de door haar verzochte gegevens, dan nog had het langer dan klaagster wenste kunnen duren voordat het contract uit het archief van de opdrachtgever zou zijn gelicht. Hetgeen door klaagster verder in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de overige klachten waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet daarom voor het overige ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond voor wat betreft het onderdeel van de klacht onder 4.a);

-        vernietigt de beschikking van de voorzitter op dat onderdeel;

-        verklaart de klacht op dat onderdeel gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-        verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voor het deel van de beslissing waarbij het verzet en het klachtonderdeel gegrond is verklaard, kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Tegen dat deel van de beslissing waarbij het verzet ongegrond is verklaard staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.