ECLI:NL:TGDKG:2014:19 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet337.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:19
Datum uitspraak: 21-01-2014
Datum publicatie: 07-02-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet337.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Beslagvrije voet. De Kamer verenigt zich met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 26 maart 2013 met zaaknummer 30.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 337.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1) [     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [       ]

gemachtigde: [     ],

2) [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

gemachtigde: [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 5 januari 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

Op 28 januari 2013 en 12 februari 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 26 maart 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 18 april 2013.

Bij brief van 24 april 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 17 oktober 2013 heeft klager de gronden van zijn verzet aangevuld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 december 2013 alwaar klager, de gemachtigden van gerechtsdeurwaarders sub 1 en gerechtsdeurwaarder sub 2 vergezeld door zijn gemachtigde zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 21 januari 2014 .

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Op 8 april 2010 is een vonnis ten laste van klager gewezen. Op 9 april 2010 heeft een collega-gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met bevel om aan de inhoud te voldoen. Op 11 december 2012 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is op 21 december 2012 door gerechtsdeurwaarder sub 1 aan klager betekend. Op 29 januari 2013 heeft klager zijn inkomsten- en uitgaven alsmede die van zijn partner aan gerechtsdeurwaarder sub 2 medegedeeld. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft op basis van die gegevens de beslagvrije voet opnieuw berekend. Klager heeft nadien een executiegeschil aanhangig gemaakt en het Gerechtshof heeft in hoger beroep bij arrest van 15 oktober 2013 een eerder door de voorzieningenrechter gewezen vonnis vernietigd en klager in het gelijk gesteld. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft de eerder ontvangen gelden aan klager gerestitueerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt gerechtsdeurwaarder sub 2 de beslagvrije voet moedwillig te laag te hebben vastgesteld. Klager verwijt gerechtsdeurwaarder sub 2 dat hem geen inkomsten- en uitgavenformulier is verstrekt en klager verwijt de gerechtsdeurwaarders verder de exploten op zijn huisadres te hebben betekend ondanks zijn woonplaatskeuze.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat uit het verweerschrift kan worden opgemaakt dat gerechtsdeurwaarder sub 2 de beslagvrije voet heeft gehalveerd, omdat klager de inkomsten van diens partner niet heeft opgegeven.

Nu gerechtsdeurwaarder sub 2 conform het bepaald in artikel 475g lid 2 Rv heeft gehandeld, kan niet worden gezegd dat hij tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat klager zich op het standpunt stelt dat gerechtsdeurwaarder sub 2 niet gerechtigd was om de beslagvrije voet te halveren, omdat hij nimmer een inkomsten- en uitgavenformulier heeft ontvangen.

Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft aangevoerd dat uit het exploot van betekening en bevel kan worden opgemaakt dat er wel degelijk een inkomsten- en uitgaven-formulier aan klager is verstrekt. Een exploot op ambtseed heeft ook in een tuchtzaak grote bewijskracht. Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de inhoud daarvan. Nu gerechtsdeurwaarder sub 2 de stellingname van klager niet erkent, kan er niet van worden uitgegaan dat er geen inkomsten- en uitgavenformulier aan klager is verstrekt.

5.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat uit de door klager overgelegde producties niet kon worden opgemaakt dat hij, nadat het vonnis was gewezen, enige woonplaatskeuze aan de gerechtsdeurwaarders kenbaar heeft gemaakt. Om die reden kan het de gerechtsdeurwaarders niet worden verweten dat zij alle exploten - zoals wettelijk voorgeschreven - aan het huisadres van klager hebben betekend.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de beschikking van de voorzitter op meerdere punten strijdig is met het recht op hoor en wederhoor en de motiveringsplicht, zoals kan worden afgeleid uit artikel 6 EVRM omdat:

I          klager niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het verweer van gerechtsdeurwaarder sub 2;

II         gerechtsdeurwaarder sub 2 de akte van 17 juli 2013 niet zelf heeft betekend, zodat haar verklaring niets kan bijdragen aan enigerlei vorm van bewijs;

III       de akte van 17 juli 2012 niet in persoon is betekend, zodat geen dwingend bewijs bestaat dat klager het inkomsten- en uitgavenformulier ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Dat kan ook niet uit de akte van 17 juli 2012 worden afgeleid;

IV       Gerechtsdeurwaarder sub 2 zelf in een e-mail van 24 januari 2013 stelt dat zij de beslagvrije voet voor gehuwden/samenwonenden hebben toegepast, terwijl in werkelijkheid de beslagvrije voet voor alleenstaanden is toegepast. Er bestaat dan ook geen enkele rechtvaardiging voor toepassing van een beslagvrije voet voor alleenstaanden, mede omdat de onjuiste beslagvrije voet door gerechtsdeurwaarder sub 2 is erkend.

V.        Uit het arrest van het Gerechtshof van 15 oktober 2013 kan worden afgeleid dat de gerechtsdeurwaarders niet hadden mogen uitgaan van de opdracht als gegeven bij brief van 8 september 2010.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Uit de Gerechtsdeurwaarderswet noch uit een andere regel van Nederlands recht volgt de verplichting om klager te laten reageren op het verweer van de gerechtsdeurwaarder (LJN: BN7335). Dat het exploot van 17 juli 2013 niet door gerechtsdeurwaarder sub 2 is betekend, doet aan de bewijskracht van dat exploot niet af. Dat geldt ook voor het feit dat het exploot niet in persoon aan klager is betekend. Dat de beslagvrije voet voor een alleenstaande is toegepast, berust op een verkeerde lezing van klager van de beslagstukken. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht geoordeeld dat de beslagvrije voet was gehalveerd vanwege het niet opgeven van de inkomsten van de partner van klager. Dat het Gerechtshof achteraf heeft bepaald dat het onder het UWV gelegde beslag diende te worden opgeheven, betekent nog niet dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door het beslag te leggen.

7.2 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer daarom geen nieuw licht op de klacht waarop door de voorzitter is beslist. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist, zodat het verzet, ongegrond dient te worden verklaard.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014, in tegenwoordigheid van de  secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.