ECLI:NL:TGDKG:2014:187 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet848.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:187
Datum uitspraak: 14-11-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet848.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van  14 november 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 24 september 2013 met nummer 475.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 848.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

niet verschenen.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 15 oktober 2013 aan klager verzonden.

Op 22 oktober 2013 is het tegen de beslissing van de voorzitter gerichte verzetschrift bij de Kamer ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 september 2014. Van de behandeling ter zitting is het aan deze beslissing gehechte proces-verbaal opgemaakt.

Bij brief van 23 oktober 2014 is aan partijen  meegedeeld dat de datum waarop uitspraak zal worden gedaan wordt verlengd met uiterlijk 6 weken.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van deze beslissing, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De feiten

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de door de voorzitter weergegeven feiten aangezien het verzet hiertegen niet is gericht.

4. De inleidende klacht

De voorzitter heeft de klacht in die zin samengevat dat klager zich erover beklaagt dat de gerechtsdeurwaarder:

a: beslagmaatregelen heeft aangezegd terwijl er afspraken waren gemaakt met diens opdrachtgever;

b: onvoldoende met hem dan wel zijn gemachtigde heeft gecommuniceerd;

c: hem heeft geïntimideerd;

d: de exploten op onjuiste wijze heeft betekend;

e: op onredelijke gronden (executie)kosten in rekening heeft gebracht.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘4.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat hij geen aanleiding ziet om te twijfelen aan het door de gerechtsdeurwaarder ingenomen standpunt dat klager de gemaakte afspraken niet is nagekomen en dat daarom beslag-maatregelen zijn aangezegd.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de enkele niet nader de door klager onderbouwde stelling dat de gerechtsdeurwaarder niet met hem dan wel zijn gemachtigde heeft gecommuniceerd onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te kunnen stellen.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat een aankondiging van een beslagpoging intimiderend mag overkomen, maar dat de gerechtsdeurwaarder zodanige aanzegging mag doen, zolang hieraan een executoriale titel ten grondslag ligt. In het onderhavige geval is er een vonnis ten laste van klager gewezen en er is derhalve sprake van een executoriale titel. De gerechtsdeurwaarder is op grond daarvan gerechtigd tot het treffen van beslagmaatregelen.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 47 Rv gerechtigd is om een exploot in een gesloten envelop in de brievenbus van klager achter te laten. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.

4.5 Met betrekking tot klachtonderdeel e overweegt de voorzitter dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten conform de daarvoor gelden regelingen zijn berekend. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt.’

6. De gronden van het verzet

De gronden van het verzet komen er – samengevat – op neer dat klager de Kamer verzoekt zijn klacht opnieuw te beoordelen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1  Het moge zo zijn dat klager de werkwijze van de gerechtsdeurwaarder als intimiderend en onmenselijk ervaart, doch wat hij in verzet heeft aangevoerd werpt geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Voorts ziet de Kamer hierin geen aanleiding om de motivering van de beslissing aan te passen.  Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. J.H.C. Schouten en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.