ECLI:NL:TGDKG:2014:185 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW389.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:185
Datum uitspraak: 11-11-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDW389.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:     Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder tot beslaglegging is overgegaan terwijl zijn advocaat nog met de advocaat van de opdrachtgever in gesprek was. De Kamer overweegt dat het intrinsiek aan de taken van de gerechtsdeurwaarder is dat er bij niet vrijwillige betaling dwangmaatregelen ten laste van de debiteur worden genomen. Nu klager niet vrijwillig tot betaling van het verschuldigde is overgegaan, kan hij het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat er ten laste van hem dwangmaatregelen zijn genomen. De klacht wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 november 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 389.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 3 juni 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft geen verweerschrift ingediend.

-           Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 september 2014 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 11 november 2014.

  1. De feiten
  2.  

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met het incasseren van een vordering ten laste van klager.

-           Bij brief van 20 mei 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager medegedeeld dat zijn opdrachtgever de zaak niet wenst aan te houden in afwachting van de beroepsprocedure.

-           Nadien heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager bankbeslag gelegd.

  1. De klacht
  2.  

Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder tot beslag-legging is overgegaan terwijl zijn advocaat nog met de advocaat van de opdracht-gever in gesprek was.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. Ter zitting heeft gerechtsdeurwaarder [     ] zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeur-waarderswet.

4.2 Naar het oordeel van de Kamer is het intrinsiek aan de taken van de gerechts-deurwaarder dat er bij niet vrijwillige betaling dwangmaatregelen ten laste van de debiteur worden genomen. Nu klager niet vrijwillig tot betaling van het verschuldigde is overgegaan, kan hij het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat er ten laste van hem dwangmaatregelen zijn genomen. Hierbij wordt tevens in aan-merking genomen dat de gerechtsdeurwaarder klager bij brief van 20 mei 2014 heeft medegedeeld dat zijn opdrachtgever de onderhavige zaak wenste voort te zetten. Indien er ten tijde van het versturen van die brief overleg plaatsvond tussen de advocaten van beide partijen dan had het op de weg van klager gelegen om zulks aan de gerechtsdeurwaarder kenbaar te maken. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

4.3 Voor wat betreft de stelling van klager dat de incassonorm in het geding was merkt de Kamer op dat deze enkele niet nader onderbouwde stelling onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te kunnen stellen.

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.