ECLI:NL:TGDKG:2014:182 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW611.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:182
Datum uitspraak: 11-11-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDW611.2014
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht toezichthouder. Niet (volledig) tijdig indienen jaarstukken. Als erkend staat vast dat de gerechtsdeurwaarder te laat aan de verplichting heeft voldaan. Klacht gegrond, geen maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 november 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 611.2014 ingesteld door:

Bureau Financieel Toezicht (BFT) ,

gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,

klaagster,

gemachtigden:            [     ]

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 27 augustus 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen  beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft geen verweerschrift ingediend.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 september 2014 alwaar de gemachtigden van klaagster en de gerechtsdeurwaarder met diens gemachtigde zijn verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 11 november 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Het BFT heeft geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend, ondanks een brief van het BFT van 11 juli 2014  waarin hij daarop is gewezen. Het betreft de privé-vermogensopstelling over het boekjaar 2013 die niet tijdig is ingediend.

2. De klacht

Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend. Die tekortkoming belemmert een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de gerechtsdeurwaarderspraktijk.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft samengevat aangevoerd dat hij het indienen van de jaarstukken aan een medewerker heeft overgelaten en dat hij vanwege familie-omstandigheden de ingediende stukken niet heeft gecontroleerd.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, eerste lid, juncto artikel 31, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, verplicht is tot het indienen van jaarstukken bij het BFT binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. De gerechtsdeurwaarder moet immers op grond van voormelde wettelijke bepalingen jaarlijks, zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen een balans opmaken en, voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Deze stukken dienen te worden vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat voor wat betreft de jaarrekening van het kantoor ten minste een beoordelingskarakter draagt.

4.2 Vast staat dat de gerechtsdeurwaarder te laat aan de verplichting heeft voldaan. De gerechtsdeurwaarder heeft dat ook ter zitting erkend. Hetgeen door de gerechtsdeurwaarder is aangevoerd ter verklaring van de te late inlevering van de stukken komt voor zijn rekening en risico. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld en de klacht gegrond zal worden verklaard.

4.3 Omdat het de eerste keer is dat de gerechtsdeurwaarder de jaarstukken te laat heeft ingediend en een klacht is ingediend, zal de Kamer het opleggen van een maatregel achterwege laten.

4.4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.