ECLI:NL:TGDKG:2014:180 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet328.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:180
Datum uitspraak: 07-10-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet328.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 oktober 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 22 april 2014 met zaak-nummers 871.2013 en 923.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 328.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brieven met bijlagen, respectievelijk ingekomen op 30 oktober 2013 en 13 november 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 20 november 2013, heeft de gerechts-deurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 22 april 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 24 april 2014.

-           Bij brief, ingekomen op 8 mei 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2014 alwaar de gemachtigde en een collega van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 7 oktober 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op 8 september 2011 een vordering van waterleidingbedrijf [     ] (hierna [     ]) ter incasso ontvangen.

-           Bij vonnis van 21 maart 2012 is klager onder meer veroordeeld om de vordering te voldoen, vermeerderd met rente en proceskosten. Indien niet binnen 2 dagen na betekening aan het vonnis zou zijn voldaan, kon het water worden afgesloten.

-           Op 21 maart 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 1 oktober 2012 heeft de gemachtigde van klager (hierna de gemachtigde) aan [     ] gemeld dat beschermingsbewind was aangevraagd voor klager.

-           Op 17 september 2013 heeft de gemachtigde aan [     ] gemeld dat hij is belast met het beschermingsbewind van klager. [     ] heeft dit niet gemeld aan de gerechtsdeurwaarder.

-           De gemachtigde heeft veelvuldig per e-mail contact gehad met [     ] over de (hoogte van) de vordering(en) op klager.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft klager bij brief van 19 september 2013 gemaand de vordering te betalen, onder aankondiging van afsluiting van het water indien hij daaraan niet voldeed.

-                       Op 25 september 2013 heeft [     ] aan de gemachtigde een overzicht verstrekt van de vorderingen op klager en waar die in behandeling zijn. Diezelfde dag is de gerechtsdeurwaarder bij de klager aan de deur geweest om het water af te sluiten. Toen werd gemeld dat er een beschermingsbewind was ingesteld is het water, na betaling van € 60,00, niet afgesloten. De gemachtigde heeft zich over de gang van zaken beklaagd bij de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij brief van 27 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de klacht van de gemachtigde en gerefereerd aan een betalingsregeling van    € 60,00 per maand. Hierop is geen reactie ontvangen.

-           De gemachtigde heeft in november 2013 gecorrespondeerd met [     ] over de gang van zaken rond de vordering en de betalingsregeling.

-           Bij brief van 15 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde opgave gedaan van de vorderingen op klager die bij hem op kantoor in behandeling zijn.  Hierbij heeft de gerechtsdeurwaarder een formulier ter invulling gevoegd m.b.t. de inkomenssituatie van klager. Op    28 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde herinnerd aan voormelde brief.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er - samengevat - over dat de gerechtsdeurwaarder zijn cliënt tot een betalingsregeling heeft gedwongen, terwijl deze hem herhaaldelijk had gemeld dat er een beschermingsbewind is uitgesproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat uit de hiervoor onder 3 weer-gegeven feiten blijkt dat de gerechtsdeurwaarder ten tijde van het bezoek aan klager niet op de hoogte was van het feit dat deze onder bewind was gesteld. Zo de gerechtsdeurwaarder de enkele mededeling van klager dat hij onder bewind was gesteld toen onvoldoende vond, is dat feit op zich niet tuchtrechtelijk laakbaar. Voorts is de enkele stelling dat  de gerechtsdeurwaarder de betalingsregeling heeft afgedwongen, zoals de gemachtigde stelt, onvoldoende om dat aan te nemen. Het zou kunnen dat klager dit zo heeft ervaren doordat de gerechtsdeurwaarder aan de deur kwam om het water af te sluiten, doch daar kan voormelde conclusie niet aan worden verbonden. Op grond van het gewezen vonnis was de gerechtsdeurwaarder daartoe immers bevoegd.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat indien de in de brief van de gerechts-deurwaarder aan de gemachtigde genoemde betalingsregeling van € 60,00 niet in overeenstemming zou zijn met de inkomenspositie van klager, dat het dan op de weg van klager dan wel diens gemachtigde zou liggen om informatie over die positie aan de gerechtsdeurwaarder te verschaffen zodat op basis daarvan aanpassing had kunnen plaatsvinden. Het is terecht dat de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt stelt dat die aanpassing pas plaats kan vinden na ontvangst van de benodigde informatie.

5.3 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft de gemachtigde aangevoerd dat in de e-mail van 14 november 2013 aan [     ] is medegedeeld dat klager op 17 september 2013 onder beschermings-bewind was gesteld. [     ] is in dezen degene die de gerechtsdeurwaarder per direct diende te informeren over het beschermingsbewind. Dit is in het onderhavige geval niet gebeurd. De gerechtsdeurwaarder wendde zich, zonder contact met [     ] op te nemen, direct tot klager. Had de gerechtsdeurwaarder regelmatig contact met [     ] onderhouden dan had het beschermingsbewind aldaar bekend kunnen zijn. De berichtgeving aan de deur van klager is voor geen andere uitleg vatbaar: hij werd gedwongen om nog dezelfde dag € 60,00 te betalen anders zou de gerechts-deurwaarder later op de dag terugkomen en zou het water alsnog worden afgesloten. Dit alles terwijl klager de gerechtsdeurwaarder had verzocht om met de gemachtigde contact op te nemen. Deze handelwijze is laakbaar, aldus klager.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mrs. E.C. Smits en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.