ECLI:NL:TGDKG:2014:18 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet555.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:18
Datum uitspraak: 21-01-2014
Datum publicatie: 07-02-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet555.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer verenigt zich met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 2 juli 2013 met zaaknummer 284.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 555.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 9 april 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij verweerschrift van 21 mei 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij beslissing van 2 juli 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 4 juli 2013.

Bij brief van 8 juli 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 december 2013 alwaar klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 21 januari 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Op 12 december 2012 is een vonnis ten laste van klager gewezen, welk vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op 11 februari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Bij brief van 13 maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager tot betaling van het verschuldigde gesommeerd. Klager heeft bij brief van 14 maart 2013 de gerechtsdeurwaarder schriftelijk tot betaling van een schadevergoeding gesommeerd. Bij brief van maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder op dit schrijven gereageerd en aan klager uitgelegd dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij het vonnis binnen de hoger beroep termijn van drie maanden ten uitvoer heeft gelegd en hem bij de tenuitvoerlegging daarvan onheus heeft bejegend. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder voorts dat hij

een vordering tracht te incasseren welke feitelijk niet bestaat en er daardoor

is er volgens klager sprake van verrijking, fraude, corruptie en slecht ondernemerschap.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat het betreffende vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Het staat de gerechtsdeurwaarder dan ook vrij om het vonnis ten uitvoer te leggen. Dat geldt ook voor zover klager hoger beroep mocht hebben ingesteld.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat klager zijn door de gerechtsdeurwaarder betwiste standpunt dat de gerechtsdeurwaarder hem bij het executeren van de vordering onheus heeft bejegend niet heeft onderbouwd. Daardoor kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft en klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld.

5.3 Daarnaast heeft de voorzitter overwogen dat de klacht betrekking heeft op de executie van een titel, waarover deze Kamer niet kan oordelen. Dergelijke geschillen kunnen aan de voorzieningenrechter worden voorgelegd.

5.4 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat de enkele niet nader door klager onderbouwde stelling dat er in het onderhavige geval sprake zou zijn van verrijking, fraude, corruptie en slecht ondernemerschap onvoldoende is om tuchtrechtelijk

laakbaar handelen vast te kunnen stellen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de voorzitter te lichtvaardig heeft aangenomen dat niet vastgesteld kon worden dat er in het onderhavige geval sprake was van onheuse bejegening. Daarnaast stelt klager zich op het standpunt dat de onderhavige procedure voornamelijk ziet op de door de gerechtsdeurwaarder opgevoerde financiële vordering als uitvloeisel van het betreffende vonnis. Er wordt ten onrechte geprobeerd het bedrag van € 437,00 aan griffierecht te incasseren.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Klager heeft ter zitting medegedeeld dat hij had begrepen dat hij het griffierecht aan de griffier diende te voldoen. Deze veronderstelling van klager is onjuist. Het griffierecht is door de eisende partij voorgeschoten bij het aanbrengen van de zaak bij de rechtbank. Bij vonnis is klager veroordeeld tot betaling en is hij in de proceskosten veroordeeld. Die proceskosten omvatten mede het door de eisende partij voorgeschoten griffierecht.

7.3 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer dan ook niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en zal het verzet van klager ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.