ECLI:NL:TGDKG:2014:179 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet258.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:179
Datum uitspraak: 07-10-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet258.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 oktober 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 18 maart 2014 met zaaknummer 912.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 258.2014 ingesteld door:

[     ],

[     ]

wonende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 7 november 2013, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 23 november 2013, hebben klagers aanvullende stukken overgelegd.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 25 november 2013, heeft de gerechts-deurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij e-mail van 29 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld geen behoefte te hebben om op de aanvullende stukken te reageren.

-           Bij beslissing van 18 maart 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brieven van 11 en 19 maart 2014.

-           Bij e-mail van 2 april 2014 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2014 alwaar klagers en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 7 oktober 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)       Bij exploot van 25 juni 2012 heeft gerechtsdeurwaarder [     ] aan klagers betekend een op 15 januari 2013 door het Gerechtshof te [     ] gegeven beschikking waarbij klagers in de proceskosten zijn veroordeeld.

b)      De gerechtsdeurwaarder heeft de opdracht gekregen de hiervoor onder a) vermelde beschikking (nader) ten uitvoer te leggen en een medewerkster van zijn kantoor heeft klagers bij brieven van 4 en 10 oktober 2013 verzocht tot betaling van het verschuldigde bedrag over te gaan.

c)      Tussen klagers en de gerechtsdeurwaarder is bij brieven van 11 oktober 2013 (klagers), 17 oktober 2013 (de gerechtsdeurwaarder), 19 en 24 oktober 2013 (klagers), 29 oktober 2013 (de gerechtsdeurwaarder), 31 oktober 2013 (klagers), 1 november 2013 (de gerechtsdeurwaarder), 5 november 2013 (klagers), gecorrespondeerd over de rechtsgeldigheid van de door het Gerechtshof gegeven beschikking en de bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarder deze ten uitvoer te leggen.

d)     Bij exploot van 13 november 2013 heeft een collega van de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager sub 1 beslag gelegd onder het [     ].

e)      Bij exploot van 21 november 2013 heeft een aan de gerechtsdeurwaarder toegevoegde kandidaat het proces-verbaal van het onder het [     ] gelegde beslag aan klager sub 1 betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Hoewel door klagers de klacht niet als zodanig wordt geformuleerd, begrijpt de voorzitter uit de door klagers overgelegde stukken dat zij, op gronden als in de brieven aan de gerechtsdeurwaarder vermeld, de rechtsgeldigheid van de door het Gerechtshof te [     ] op 15 januari 2013 gegeven beschikking betwisten. Daarnaast beroepen klagers zich op rechtsverwerking. Dit vanwege het tijdsverloop tussen de laatste handeling van het gerechtsdeurwaarderskantoor dat de opdracht eerder in behandeling heeft gehad en de handeling van de gerechtsdeurwaarder die de opdracht thans in behandeling heeft. Verder verzoeken klagers de Kamer te bepalen of de gerechtsdeurwaarder misbruik van zijn bevoegdheid heeft gemaakt en of hij verantwoordelijk gesteld dient te worden voor het handelen van zijn medewerkster.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen zijn aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt.

5.2 De voorzitter heeft vervolgens op de klacht overwogen dat de Kamer herhaal-delijk heeft beslist dat de rechtsgeldigheid of echtheid van rechterlijke uitspraken (in dit geval de door het Gerechtshof gegeven beschikking) in een tuchtprocedure niet kan worden onderzocht. Een rechterlijke uitspraak staat vast totdat een (andere) hogere rechter anders heeft beslist. Een andere opvatting zou tot een onaanvaardbare doorkruising van het in Nederland geldende systeem van rechtsmiddelen leiden. De gronden waarop klagers menen de rechtsgeldigheid van de beschikking te kunnen betwisten, worden dan ook buiten beoordeling gelaten. Het herhaaldelijk indienen van klachten met als grond de betwisting van de rechtsgeldigheid van rechterlijke uitspraken, neigt naar misbruik van (tucht)recht.

5.3 De voorzitter heeft voorts overwogen dat ten aanzien van de bezwaren tegen de door [     ] uitgebrachte exploten geldt dat deze de gerechtsdeurwaarder niet regarderen. Bovendien betreft het authentieke akten waarvan de bewijskracht voorshands vaststaat. In de brief van 11 oktober 2013 (productie 6 bij de klacht van 7 november 2013) verwijzen klagers nog naar een uitspraak van de Kamer van 20 november 2012. Voormelde uitspraak van de Kamer is echter door het Gerechtshof te Amsterdam vernietigd bij beslissing van 13 december 2013 (ECLI:NL: GHAMS:2013:4962). Voor zover door klagers wordt verwezen naar de uitspraak van de Kamer, treft die verwijzing geen doel.

5.4 Verder heeft de voorzitter overwogen dat het vaste rechtspraak van de tucht-rechter is dat van een gerechtsdeurwaarder geen diepgaand onderzoek naar de rechtsgeldigheid van een aan hem ter hand gestelde titel mag worden verlangd. In de hiervoor onder 5.3 vermelde uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam heeft het Gerechtshof hierop nog eens gewezen.

5.5 De voorzitter heeft tevens overwogen dat ten aanzien van de door klagers gestelde rechtsverwerking geldt dat de vraag of daarvan sprake is, dient te worden onderzocht in een door klagers tegen de opdrachtgevers van de gerechtsdeurwaarder aan te spannen civiele procedure. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geƫigende weg.

5.6 Daarnaast heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder verant-woordelijk is voor het handelen van zijn werknemers mits dat handelen hem kan worden toegerekend. In elk geval is het verzenden van, door een medewerkster ondertekende, brieven waarin klagers wordt verzocht het verschuldigde te voldoen, niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat de medewerkster geen gerechtsdeurwaarder is, doet hieraan niet af.

5.7 Tot slot heeft de voorzitter overwogen dat van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet is gebleken. Alle brieven van klagers zijn door de gerechtsdeurwaarder beantwoord. Voor zover klagers het niet eens zijn met de tenuitvoerlegging van de beschikking van het Gerechtshof zijn, dienen zij een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgevers van de gerechtsdeurwaarder. Wie die opdrachtgevers zijn, is bij klagers genoegzaam bekend. De gerechtsdeurwaarder is niet gehouden de adresgegevens van zijn opdrachtgevers aan klagers te verstrekken.

5.8 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers - kort samengevat - aangevoerd dat:

1:         de beschikking van de voorzitter volstrekt onrecht doet aan de tweeledige verantwoordelijkheid van een gerechtsdeurwaarder. In het onderhavige geval diende de gerechtsdeurwaarder niet alleen de instructies van zijn opdracht-gever uit te voeren, maar moest hij als openbaar ambtenaar ook ervoor zorgen dat de rechtens te eerbiedigen belangen van de aspirant-beslagene niet in het gedrang zouden komen.

2:         de beschikking ten onrechte de suggestie wekt dat klagers misbruik van (tucht)recht zouden maken.

3:         de voorzitter in zijn beschikking ten onrechte heeft geoordeeld dat de bewijskracht van authentieke akten op voorhand vaststaat, omdat er ook sprake zou kunnen zijn van valsheid in geschrifte.

4:         de beslissing van de Kamer weliswaar in hoger beroep is vernietigd, maar dat dit niets af doet aan het feit dat er reeds was geoordeeld dat er een betekening ontbrak.

5:         er wel degelijk van de gerechtsdeurwaarder een diepgaand onderzoek naar de rechtsgeldigheid van een aan hem ter hand gestelde titel mag worden verlangd.

6:         de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat het vraagstuk met betrekking tot de rechtsverwerking niet door de tuchtrechter kan worden beoordeeld.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klagers aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mrs. E.C. Smits en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.